Keuzevrijheid in de langdurige zorg: kiezen of delen!

Afgelopen week heeft de rechter in Arnhem  uitspraak gedaan in een zaak van gezinshuizen en ouders van cliënten van De Karmel tegen deze zorgorganisatie. De gezinshuizen en ouders van cliënten zijn van mening dat zij te weinig middelen krijgen van De Karmel als hoofdaannemer, om goede zorg te kunnen verlenen. De gezinshuizen en ouders vroegen om ontbinding van de overeenkomst met de Karmel, zodat zij zelfstandig de zorg voor hun cliënten kunnen voortzetten. (Zie de complete uitspraak.).

De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen de gezinshuizen en de Karmel niet direct hoeft te worden ontbonden. De rechter stelt daarmee de zakelijke overeenkomst tussen De Karmel en de gezinshuizen (het relatiebeding) boven de keuzevrijheid van ouders en cliënten. Dit recht is vastgelegd in de nieuwe Wet Langdurige Zorg (Wlz). De rechter gaat in mijn ogen hiermee voorbij aan het feit dat zorg niet alleen een economisch goed is, maar een persoonlijke relatie tussen cliënten en zorgverleners. Zowel cliënten als zorgverleners willen samen verder met de zorg, maar niet in een ‘dwangconstructie’ met de Karmel. De rechter is van oordeel dat de ouders en cliënten vrij zijn om ergens anders zorg te zoeken, maar dat mag niet buiten De Karmel om bij de huidige gezinshuizen. De gezinshuizen waar hun kinderen nu verblijven moeten nu noodgedwongen in het Karmel verband blijven totdat over een half jaar het relatiebeding afloopt en dan mogen deze gezinshuizen zich vanwege een concurrentiebeding zich niet opnieuw in dezelfde regio vestigen.

De rechter heeft het economisch belang van De Karmel gesteld boven het recht op keuzevrijheid van cliënten om zelf een relatie aan te gaan met zorgaanbieders van hun eigen keuze. Ik ben het met de rechter eens dat recht gedaan moet worden aan de economische belangen van de Karmel, echter alleen voor zo ver dat redelijk is. En dat is nog helemaal niet duidelijk: de rechtbank heeft in deze zaak helemaal geen onderzoek gedaan naar de vraag of de ouders, cliënten en gezinshuizen een terecht verwijt maken naar De Karmel dat ze te weinig geld krijgen voor de ‘echte’ zorg en dat er te veel geld naar ‘overhead’  gaat. Het kan dus zijn dat gezinshuizen, ouders en cliënten terecht uit de samenwerking met De Karmel willen stappen, omdat de Karmel zijn zorgplicht verwaarloost. Maar zeker is dat niet, want dat moet nog onderzocht worden.

De zaak is daarmee in mijn ogen dus nog niet klaar. Het zorgkantoor (dat de WLZ zorg voor de cliënten van de gezinshuizen financiert) moet nu onderzoeken of het verwijt van ouders, cliënten en gezinshuizen terecht is. In elk geval zal het zorgkantoor moeten zorgen dat de cliënten de zorg krijgen waar zij volgens de WLZ recht op hebben. Zij ervaren nu dat ze die juiste zorg niet krijgen en denken dat dit ligt aan de financiering van de gezinshuizen door De Karmel. Het zorgkantoor is de financier van De Karmel en moet nagaan of de Karmel zijn afspraken nakomt. Als dit onderzoek uitwijst dat dit niet het geval is (de ouders en cliënten en gezinshuizen hebben gelijk) dan dienen de overeenkomsten met De Karmel ontbonden te worden. In dat geval kan De Karmel zich niet meer beroepen op het relatiebeding met de gezinshuizen omdat zij zelf hun verplichtingen naar de gezinshuizen niet meer na kunnen komen.

Ook als dit onderzoek niet duidelijk kan maken dat De Karmel zijn verplichtingen naar de gezinshuizen toe niet war maakt, dan is nog de vraag of cliënten toch niet voor hun ‘eigen’ gezinsouders zouden moeten kunnen kiezen. In dat geval is het in mijn ogen wel redelijk dat De Karmel een schadevergoeding zou krijgen (als het verwijt niet terecht is), maar dan nog zouden ouders, cliënten en gezinshuizen niet aan een ‘wurgcontract’ gebonden moeten zijn. Iedereen moet vrij zijn de zorg te kiezen die hij wil, mits deze zorg van goede kwaliteit is. Keuzevrijheid van cliënten moet boven economische bedingen gaan!

Ik pleit er dus voor dat het zorgkantoor samen met de betreffende gemeenten er voor zorgen dat de ouders en cliënten hun recht op keuzevrijheid krijgen en zij goede zorg krijgen bij zorgaanbieders van hun eigen keuze. Deze zaak is wat mij betreft dan ook een test voor de nieuwe WLZ: wordt het recht op keuzevrijheid ook echt waargemaakt in de praktijk? Het is dus kiezen of delen. Ik plei uitdrukkelijk voor kiezen voor keuzevrijheid van cliënten!

Zorgbelang Gelderland heeft als onafhankelijke cliëntondersteuner / vertrouwenspersoon de ouders en cliënten ondersteund bij het verwoorden van hun vragen en klachten richting De Karmel.

Gemeentelijke ombudsfunctie voor het sociaal domein ?

De afgelopen week is in de Volkskrant een discussie gevoerd over een gemeentelijke ombudsfunctie voor het sociaal domein als oplossing voor veel (gemeentelijke) zorgklachten. Dat zou een ‘aparte’ oplossing zijn voor klachten in het sociale gemeentelijke domein. Ik ben geen voorstander voor een dergelijke ‘status aparte’ voor het gemeentelijk sociale domein. Ik pleit daarom hier voor een het van toepassing verklaren van de nieuwe Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) op de Wmo en de Jeugdwet, zoals in de Eerste Kamer motie van Hans Martin Don, wordt voorgesteld.

De Wkkgz verplicht zorgorganisaties (en dus niet de financiers van zorg, zoals gemeenten) om klachten door een onafhankelijk klachtenfunctionaris te laten opvangen, gericht op bemiddeling. Als deze onafhankelijke klachtbemiddeling door de klachtenfunctionaris niet leidt tot een voor de klager aanvaardbare oplossing, dan kan deze zich wenden tot een onafhankelijke geschillencommissie die een bindende uitspraak doet.

Waar zit nu het verschil met een ombudsfunctie voor het gemeentelijke sociaal domein?

  • De zorgaanbieder is (in eerste instantie) verantwoordelijk voor de oplossing  (door bemiddeling) van een klacht, niet de financier van zorg.
  • De geschillencommissie is onafhankelijk van partijen maar moet wel worden ingesteld door zorgaanbieders en patiënten/cliëntenorganisaties.
  • Een ombudsfunctie doet eigenlijk volgens de wet uitspraken over overheidshandelen (dus niet over handelen van bijvoorbeeld zorgaanbieders) en uitspraken van een ombudsfunctie hebben geen bindend karakter.

De Minister van VWS onderzoekt momenteel de uitvoerbaarheid van de motie van Hans Martin Don. Geen idee of dat lang duurt. Maar daarop hoeven partijen in het gemeentelijk sociale domein natuurlijk niet te wachten: zij zouden zelf al aan de slag kunnen gaan met en lokale of regionale geschillencommissie sociaal domein.Ik pleit voor een geschilleninstantie die zich met het hele brede sociale domein bezig houdt en niet alleen met een deel daarvan, zoals bijvoorbeeld alleen de thuiszorg.Dat is met name van belang als problemen of klachten gaan over ketenzorg waarbij meerdere zorgverleners uit meerdere sectoren betrokken zijn.

Ik denk dat een dergelijke geschillencommissie sociaal domein beste een regionaal karakter kan hebben: dicht bij de zorg en gemeenten, maar omdat er nu ook weer geen 20 geschillen per jaar zullen zijn, per (kleine) gemeente, is een zekere schaal vanwege de kwaliteit en ervaring van een dergelijke geschilleninstantie wel van belang.

En voor de duidelijkheid: het maakt me echt niet uit of we zo’n geschillencommissie nu ombudsfunctie gaan noemen. Zo lang deze (lokale of regionale) commissie of instantie op termijn maar onder hetzelfde Wkkgz regime gaat vallen als alle andere zorgsectoren, buiten het gemeentelijk domein. Daarbij is onafhankelijkheid en het bindend zijn van uitspraken van groot belang, net als het feit dat cliënten betrokken worden bij de organisatie van deze geschillen beslechtende instanties.

In de provincie Gelderland hebben Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten gevraagd of zij gemeenten kunnen faciliteren bij het inrichten van een dergelijk soort ‘ombudsfunctie’ of ‘geschillenfunctie’.  Als Zorgbelang Gelderland werken we momenteel aan het uitwerken van onze gedachten hierover vanuit het perspectief van Gelderse inwoners, ten behoeve van Gedeputeerde en Provinciale Staten. Als het goed is wordt in het kader van de voorjaarsnota 2017 (juni 2016) duidelijk  de provincie Gelderland gemeenten op dit vlak verder wil ondersteunen.

Tot slot: veel problemen in de zorg kunnen worden opgelost door een goed gesprek en goede ondersteuning van cliënten door bijvoorbeeld onafhankelijke cliëntondersteuners of vertrouwenspersonen. Deze mensen ondersteunen cliënten bij het aangaan van een oplossingsgericht (bemiddelings-) gesprek. Uit onze ervaring blijkt dat hierdoor veel klachten snel worden opgelost, lang voordat er een ombuds- of geschillenfunctie in beeld komt. Ook hier geldt: ‘voorkomen is beter dan genezen’. Zie als voorbeeld de klachtbemiddeling voor de gemeente Ermelo.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u natuurlijk contact met mij opnemen.

Zelfredzaam Rivierenland: een eerste evaluatie van de transities

Met dank aan Heidemarie van Drunen en Inge Laduc van het Netwerk Wmo raden

Enkele weken geleden evalueerde het Platform Zelfredzaam Rivierenland het eerste jaar van de transities in de 10 gemeenten in Rivierenland. Ik mocht samen met het Netwerk Wmo raden de aftrap van deze bijeenkomst doen.

In onze inleiding hebben we een aantal eerste evaluatiepunten benoemd:

  • Er zijn geen grote ongelukken gebeurd: de zorg gaat door!
  • Er is bereidheid bij alle partijen om te vernieuwen: zorgaanbod op maat
  • Er komt steeds meer ruimte voor burgerinitiatieven
  • Er zijn wel knelpunten vanuit het perspectief van inwoners met een zorgvraag

Welke knelpunten ervaren inwoners volgens de Wmo raden?

  • Nadruk / sturing te veel op geld, te weinig op de zorgvraag van mensen, te weinig op kwaliteit van zorg, te weinig op innovatie
  • Cliëntenrechten nog niet volledig ingevuld: Cliëntondersteuning / ombudsfunctie / vertrouwenspersoon
  • Participatie kan beter: beter luisteren, meer signalen ophalen
  • Het ‘Keukentafelgesprek’ is niet voldoende gericht op bieden ondersteuning, de inwoner moet assertief zijn om te krijgen wat hij nodig heeft…
  • Er is sprake van ’‘Vermagering’ van de thuiszorg
  • In de jeugdzorg zijn er soms geen contracten met aanbieders
  • De VG / LG en GGZ problematiek wordt niet altijd niet goed (h)erkend, wordt te ‘licht’ ingeschat
  • Bij de inkoop van hulpmiddelen is de Wmo raad soms niet betrokken en zijn geen kwaliteitscriteria opgenomen
  • De kosten voor cliënten lopen te hoog op waardoor mensen zorg mijden
  • De PGB’s zijn soms te laag
  • Er zijn te lange wachttijd voor beschermd wonen
  • Er is een koppeling tussen wonen en begeleiding: geen keuzevrijheid
  • Er is onvoldoende goede keuze informatie voor cliënten over zorgmogelijkheden / keuzes
  • Er is nog geen onderzoek gedaan naar klantervaringen

Deze gesignaleerde knelpunten zijn in het platform Zelfredzaam Rivierenland besproken. Veel wethouders herkenden de knelpunten die in de presentatie genoemd zijn niet echt. Het is volgens hen dan ook de vraag in welke mate de gesignaleerde / ervaren knelpunten voorkomen.

  • Er zijn weinig klachten, zelfs minder dan in andere jaren. De klachten die er zijn betreffen de huishoudelijke hulp. Daar ligt ook veel te veel de focus van de pers op.
  • Wel werd herkend dat de transities vooral een systeemverandering zijn en nog maar beperkt aansluiten op de leefwereld van mensen.
  • Door een van de gesprekspartners werd nog een nieuw punt op tafel gelegd, wat niet in de presentatie was genoemd: de verschuiving van jeugdpsychiatrie naar jeugdzorg. Deze jongeren worden ofwel ‘afgestoten’ door de psychiatrie, of daar niet meer naar toe verwezen. Het effect is dat de ‘gewone’ jeugdzorg zwaardere jongeren als cliënt krijgt.
  • Ook zouden wethouders inwoners graag eerder betrekken bij veranderingen, ook in een veel eerdere fase dan bij het adviseren over een toch al gereed zijnde verordening. Maar dan moet het wel anders dan met een handje vol mensen in een zaaltje. Want wat is dan de waarde van at er ingebracht wordt?

Het positieve punt dat er meer initiatieven door inwoners zijn, werd wel herkend. Daarbij wordt door de wethouders aangegeven dat het echt niet hun verwachting is dat informele netwerken alle professionele zorg gaan overnemen. De waarde van burgerinitiatieven en sociale netwerken wordt veel meer gezien in preventie en als voorwaarde voor het langer thuis blijven wonen.

Het subsidie-instrument wordt in een aantal gemeenten gebruikt om verenigingen e.d. activiteiten in het sociale domein te laten doen. Ook wordt met subsidie ingezet op meer samenwerking. De vraag van de ene vereniging of organisatie kan vaak door een andere organisatie worden beantwoord. Hierdoor zijn er al heel wat nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan en bereiken verenigingen nu ineens doelgroepen die vroeger niet bereikt werden.

Tijdens het gesprek zijn de volgende punten aan de orde gekomen, die samen een agenda voor de komende jaren kunnen vormen:

  • In het algemeen veel meer accent op de leefwereld van mensen en minder nadruk op systeemproblemen;
  • Meer aandacht voor echt kwetsbare groepen (en niet de ‘gewone’ ouderen). Denk aan GGZ doelgroepen, mensen met een verstandelijke beperking of kwetsbare jongeren. Ook meer aandacht voor overbelasting van mantelzorgers;
  • Doorgaan met verbinden van verschillende initiatieven en organisaties, ook buiten de ‘zorgpaden’, bijvoorbeeld met sport, cultuur, de kerken etc.;
  • Meer en vroeger betrekken van burgers bij (in gesprek met inwoners over) gemeentelijk beleid, maar dan wel anders dan met 7 mensen in een zaaltje. We willen meer ‘eigenaarschap’ door inwoners;
  • Veel meer nadruk op de keten, zeker bij dementie;
  • Meer nadruk op preventie, bewegen, voeding, maar ook valpreventie;
  • Ontwikkelen van ambulante 2e lijns teams met specialisten ter ondersteuning van de 1e

De platformpartners zijn inmiddels aan de slag met het opvolging geven aan de punten op deze agenda.

Cliënten betrekken bij beleid, hoe doe je dat eigenlijk?

Door Antoinette Meys en Stef Harweg

Als we kijken naar de grote transformaties in de zorg kunnen we zeggen dat de betrokkenheid van de cliënt daarbij steeds meer aandacht krijgt. Als we hierbij inzoomen op de Langdurige zorg blijkt uit een BMC rapport (Rapport dialoogmodel zorginkoop Wlz )dat er grote bereidheid bij zorgkantoren en zorgaanbieders is om cliënten een duidelijkere rol te geven in de dialoog over de zorginkoop. Doel hierbij is te komen tot een betere prijs kwaliteit verhouding en meer eigenaarschap onder cliënten bij inkoop van zorg.

Dat klinkt goed, maar wat heeft de cliënt zelf nodig om op een gelijkwaardige wijze gesprekspartner te kunnen zijn in deze dialoog tussen zorgkantoren, zorgaanbieders en cliënten?

De inzet van de methodiek ‘Denken, Delen, Doen!’ met diverse betrokkenen uit de Langdurige zorg tijdens een Zorgbelang symposium op 11 maart 2016, leidde tot enkele duidelijke antwoorden op deze vraag. Dit is wat cliënten nodig hebben:

  • Inzicht in inkoopproces en kwaliteitscyclus.
  • Input van de achterban.
  • Zicht op financiële stromen.

‘Denken, Delen , Doen’ is één van de 23 participatiemethodieken die Zorgbelang Gelderland/Utrecht inzet. Alle participatiemethodieken kenmerken zich door de inzet en participatie van cliënten.

Met ‘Denken, Delen, Doen!’ kun je een diverse groep op een gelijkwaardige manier, gestructureerd laten brainstormen. Er is sprake van een actieve deelname. Het levert in korte tijd bruikbare input én draagvlak op. Aan de hand van een gezamenlijk geformuleerde focusvraag (kernvraag) wordt op een interactieve manier naar gezamenlijke antwoorden gezocht. Die antwoorden zijn vervolgens de leidraad om te komen tot concrete afspraken.

Naast zorginkoop zijn er nog vele thema’s te bedenken waarbij de mening en ervaring van de cliënt gebruikt kan worden bij ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid op deze thema’s.

Zo voert Zorgbelang een tweejarig programma uit bij St. De Lichtenvoorde waarbij zeven beleidsthema’s belicht worden via de inzet van evenzovele participatiemethodieken.

  • Via de Zorgplantoetsing is bekeken of de cliënt eigenaar is van zijn eigen zorgplan. Middels inzien van zorgplannen en het interviewen van cliënten en verwanten is een eindrapport met aanbevelingen opgemaakt.
  • Via ’Hoor mij nou’ zijn individuele interviews gehouden met cliënten over hun woonwensen in de toekomst. Deze zijn gebundeld in een boekje en de uitkomsten zijn met verwanten en medewerkers van De Lichtenvoorde in een grotere bijeenkomst besproken.
  • Het spel ’Doe je mee’ is gespeeld om het beleid van De Lichtenvoorde betreffende seksualiteit bespreekbaar te maken. Onderdeel hiervan is dat vanuit de cliënt ervaringen en suggesties gedaan worden ter verbetering van de uitvoering van dit beleid.

Zie ook: http://www.zorgbelanggelderland.nl/ons-werk/clientenparticipatie-methodieken/

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Stef Harweg (026-384 28 21 / stefharweg@zorgbelanggelderland.nl) of Antoinette Meys (026- 384 28 52 antoinettemeys@zorgbelanggelderland.nl).

 

Moeilijk toegang tot nieuwe wet langdurige zorg ?

Voor onafhankelijke cliëntondersteuning ook in de langdurige zorg, zie www.adviespuntzorgbelang.nl logo_Zorgbelang_adviespunt

Voor de uitzending van kassa zie: www.kassa.vara.nl

Vanaf 1 januari 2015 is er een nieuwe wet voor langdurige zorg: de Wlz. Deze vervangt de oude Awbz en het is de bedoeling van de Tweede Kamer en de Minister geweest om de langdurige zorg alleen toegankelijk te maken voor mensen die dat echt nodig hebben.

Op dit moment is er tot 1 januari 2017 sprake van een overgangssituatie: ongeveer 14.000 mensen die nog (‘oude’) AWBZ zorg hebben, worden opnieuw beoordeeld: krijgen ze ‘nieuwe’ Wlz zorg of krijgen ze zorg via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?

Een ‘gewoon’ leven leiden met zware beperkingen….

In de uitzending van Kassa van vanavond 5 maart 2016, is te zien dat Sander Hilberink, met een zware beperking, een leven leidt als onderzoeker en docent. Om dat leven te kunnen leiden heeft Sander nu nog een PGB waarmee hij zelf flexibel zijn zorg regelt. Dat is zowel hulp bij het huishouden en dagelijkse activiteiten, als lichamelijke verzorging. De hulp is (als het nodig is) snel bij hem, ook ‘s nachts. Omdat Sander niet altijd acuut zorg nodig heeft en omdat hij zelf goed de regie over zijn leven kan voeren, krijgt hij – zoals het er nu uit ziet – geen langdurige zorg meer. Hij verliest zijn recht op langdurige zorg en moet met de gemeente (Wmo) en de zorgverzekeraar (voor de wijkverpleging) periodiek in overleg of hij nog wel hulp nodig heeft om maatschappelijk te kunnen ‘meedoen’. Dit terwijl zijn handicap er echt nooit minder op zal worden. Hoe dat uitvalt, is afhankelijk van de gemeente en van de jaarlijkse budgetten en zorginkoop afspraken.

De ‘letter’ en de ‘geest’ van de wet

In mijn ogen doet deze herindicatie geen recht aan de ‘geest’ van de nieuwe wet langdurige zorg. Sander zou volgens mij gewoon levenslang recht op intensieve zorg moeten krijgen. Daarvoor is zijn situatie gewoon te onveranderlijk,  te zwaar en niet goed planbaar. Ik adviseer hem dan ook bezwaar aan te tekenen samen met de hulp van een goede onafhankelijke cliëntondersteuner (die Zorgbelang hem kan leveren) Ik acht de kans wel aanwezig dat zijn besluit herzien wordt. Het huidige besluit vind ik niet erg redelijk gezien zijn situatie. Ik denk dat Sander ook een beetje het slachtoffer van zijn eigen succes is geworden: doordat hij maatschappelijk zo succesvol is, is het moeilijk voor te stellen dat hij ook op (acute) momenten erg afhankelijk van zorg door anderen is. Bijvoorbeeld om hem te verschonen bij een ‘ongelukje’. Stelt u zich eens voor dat Sander tijdens een lezing een uurtje moet wachten totdat iemand hem helpt in dat geval? Om Sander op een waardige manier zijn leven te kunnen laten leiden, denk ik dat hij echt levenslang recht op langdurige zorg zou moeten krijgen. Zorg die flexibel is en dicht bij hem in de buurt.

Is Sander in de WLZ beter af dan in de Wmo ?

Sander is zeker beter af met langdurige zorg, als het gaat om levenslange zorggarantie. Hij heeft meer zekerheid en de zorg is overal in Nederland hetzelfde, waar hij ook gaat wonen. Hij is niet afhankelijk van de periodiek veranderende opvattingen van gemeenten en de budgetten die daar meer onder druk staan dan het landelijke Wlz budget.

Daarnaast heeft Sander in de WLZ maar met één loket te maken. In de Wmo (gemeente) en met lichamelijke verzorging (zorgverzekeraar) heeft hij met twee loketten te maken. En wat als die niet goed afstemmen? Daar hebben we als Zorgbelang genoeg voorbeelden van

In de WLZ kan de zorg echter ook minder zijn dan in de Wmo. Dat hangt erg van de gemeente af. Bij Zorgbelang zijn een aantal voorbeelden bekend waarin mensen in de Wlz minder zorg kregen, dan dat ze voorheen in de Wmo hadden.

Ook heeft Sander in de WLZ wel een hogere eigen bijdrage, dan als hij Wmo zorg en verzekerde zorg zou ontvangen. Dat zou redelijk zijn als Sander 90 was en zijn hele leven goed had verdiend. Maar Sander is begin 40 en hij heeft een goed salaris. Maar daarvan zal hij in de WLZ een flinke eigen bijdrage moeten betalen. Daardoor houdt hij voor zijn leven veel minder geld over dan zijn ‘gezonde’ collega’s. Ik denk niet dat hij op die manier – ondanks zijn inkomen – ooit een eigen huis kan kopen. Ik vraag mij af, of dat redelijk is en maatschappelijk wenselijk. Ik denk dan ook dat in de WLZ ten aanzien van eigen bijdragen, gekeken moet worden naar individuele omstandigheden.

PGB of Zorg in natura?

Krijgt Sander in de nieuwe Wlz dan weer een PGB, zoals hij nu ook heeft? Dat zal nog niet eenvoudig worden: je krijgt in de nieuwe Wlz in principe zorg in natura. Dat heeft de Tweede Kamer zo gewild, uit angst voor fraude. Als Sander kan aantonen dat Zorg in natura niet goed te regelen valt, bijvoorbeeld omdat hij het hele land door reist voor zijn werk, dan pas kan hij een PGB krijgen. Ik vindt overigens dat dit gewoon (net als vroeger) een basisrecht zou moeten zijn. Maar gezien de grote mate van flexibiliteit die Sander aan zorg nodig heeft, acht ik de kans wel redelijk aanwezig dat hij weer een PGB kan krijgen. Overigens is hij dan nog duurder uit, want een PGB levert minder (geld voor) zorg op, dan zorg in natura.

Verzoek aan de Tweede Kamer

Mijn verzoek aan de Tweede Kamer is om nog eens goed te kijken naar de regels voor deze groep mensen (zoals Sander) die met een ernstige beperking toch een zo normaal mogelijk leven willen leiden:

  • De toegang tot de Wlz moet beter voor hen;
  • Eigen bijdragen moeten zodanig zijn dat zij eenzelfde leven kunnen leiden als hun ‘gezonde’ collega’s;
  • En een PGB moet gewoon een basisrecht zijn, zodat mensen zoals Sander gemakkelijk hun hulp flexibel kunnen regelen.

Onafhankelijke cliëntondersteuning in de verzekerde zorg?

Momenteel wordt landelijk hard gewerkt door patiënten- en cliëntenorganisaties om samen organisaties van zorgaanbieders te komen tot landelijke afspraken rondom de invoering van de nieuwe wet Wkkgz in 2017. Het gaat met name om afspraken over geschillencommissies en daaraan verbonden om aanpassing van de klachtopvang. In dat verband doemt nu de vraagt op: wie ondersteunt op een onafhankelijke manier patiënten en cliënten in de verzekerde zorg bij klachten en geschillen?

Onafhankelijke cliëntondersteuning is al goed geregeld in de WLZ

In de langdurige zorg (maar ook in de Wmo die op dit moment nog buiten de reikwijdte van de Wkkgz valt) is de onafhankelijke cliëntondersteuning goed geregeld. Heb je vragen, problemen als WlZ cliënt, dan kun je onafhankelijke ondersteuning krijgen bij Zorgbelang of MEE. Deze (van zorgaanbieders en verzekeraars) onafhankelijke cliëntondersteuning wordt gefinancierd door de zorgkantoren. In de verzekerde zorg is dit echter (nog?) niet geregeld. Hierop moet in  mijn ogen de Zorgverzekeringswet nog worden aangepast.

Is onafhankelijke cliëntondersteuning in de verzekerde zorg nodig?

In alle nieuwe wetten wordt de positie van de cliënt flink verstevigd! Als de cliënt zelf niet helemaal in staat is als volwaardige partner het gesprek aan te gaan met een zorgaanbieder of een financier (zorgkantoor, zorg verzekeraar, gemeente) dan heeft hij in de nieuwe Wmo en de Wlz recht op onafhankelijke cliëntondersteuning. In de Jeugdwet heb je naar analogie recht op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Maar in de verzekerde zorg is die onafhankelijke ondersteuning niet wettelijk geregeld. Op dit moment wordt jaarlijks door Zorgbelang aan zo’n 10.000 mensen ‘onafhankelijke cliëntondersteuning gezondheidszorg’ geboden (www.adviespuntzorgbelang.nl), nu nog gefinancierd door de provincies in het kader van de ‘oude’ Wmo (artikel 13, financiering zogeheten ‘steunfuncties’). Met het vervallen van de ‘oude’ Wmo  eindigt ook de financiering voor deze ‘onafhankelijke cliëntondersteuning gezondheidszorg’ (voor de verzekerde zorg), veelal na 2016. Het lijkt mij dat deze 10.000 mensen ook na 2016 nog onafhankelijke ondersteuning nodig hebben.

Zorgverzekeraars geven bestuurlijk aan zelf deze ondersteuning te bieden. Zo wordt dat echter niet door hun verzekerden ervaren, maar ook niet door hun eigen helpdesk medewerkers. Een belangrijk deel van onze cliënten wordt door de helpdesks van zorgverzekeraars naar het Adviespuntzorgbelang doorverwezen, omdat zij zelf niet voldoende expertise hebben op dit gebied. De andere verzekerden vinden rechtstreeks de weg naar deze onafhankelijke dienstverlening, veelal via internet, maar ook via verwijzing door zorgaanbieders.

Ook het landelijk meldpunt zorg (LMZ) verwijst door naar Zorgbelang voor ‘onafhankelijke cliëntondersteuning gezondheidszorg’ vanwege de uitgebreidere ondersteuningsmogelijkheden.

Los van de vraag door wie de onafhankelijke cliëntondersteuning gezondheidszorg / verzekerde zorg geboden zou moeten of kunnen worden, is het in mijn ogen van belang dit op korte termijn goed te gaan regelen, wil de nieuwe Wkkgz goed gaan werken.

Is onafhankelijke cliëntondersteuning niet hetzelfde als klachtopvang- en bemiddeling?

De Wkkgz verplicht zorgaanbieders onafhankelijke klachtondersteuning aan te bieden aan patiënten en cliënten. Is dat niet hetzelfde als onafhankelijke cliëntondersteuning? Dat is niet helemaal het geval: de onafhankelijke cliëntondersteuner werkt veel ‘breder’, ‘dieper’ en ‘langer’. Hij of zij ondersteunt een patiënt of cliënt bij meer vragen dan alleen bij klachten (breder). Zie ook: mijn blog van 29 augustus 2014. Maar als het gaat om ondersteuning bij een klacht, helpt de onafhankelijke cliëntondersteuner gezondheidszorg bij het uitzoeken waar en bij wie een klacht kan worden ingediend, dus voordat een patiënt of cliënt al bij een klachtenfunctionaris aanklopt (‘langer’). Ook wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld of een klacht indienen wel een oplossing is voor het probleem van de patiënt of cliënt: ‘wat wil iemand er mee bereiken?’ (‘dieper’). Deze vraag kan alleen iemand stellen die echt onafhankelijk werkt van een zorgaanbieder of zorgverzekeraar. Daarnaast begeleidt een onafhankelijk cliëntondersteuner ook naar de tuchtrechter, of naar een geschilleninstantie en doet aan nazorg  als een klacht of geschil is afgehandeld (‘langer’).

Ik blijf dan ook pleiten voor het goed wettelijk regelen (en onafhankelijk van zorgaanbieders financieren) van deze functie in de verzekerde zorg, om de Wkkgz goed te laten slagen. Zorgbelang is één van de partijen die deze ‘onafhankelijke cliëntondersteuner gezondheidszorg / verzekerde zorg’ aan kan bieden.

 

Ontwikkelagenda Onafhankelijke Cliëntondersteuning Langdurige Zorg

Afgelopen maandag (15 februari 2016) vond er overleg plaats tussen het Ministerie van VWS, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Zorgbelang en MEE over de verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning in de langdurige zorg (WLZ). Afgesproken is dat Zorgbelang, MEE en ZN een gezamenlijke agenda voor de doorontwikkeling gaan maken. Ik geef hier de punten weer, die ik vanuit het perspectief van WLZ cliënten van belang vind.

Beter bekend!?

Hoewel het aantal WLZ cliënten dat de weg vindt naar een onafhankelijke cliëntondersteuner van Zorgbelang of MEE toeneemt, zijn er nog veel cliënten of zorgverleners die er nog nooit van gehoord hebben. De inspanningen die iedere partij voor zich doet om de eigen dienstverlening bekend te maken, zijn tot op dit moment echt onvoldoende geweest. Daar zijn ook nauwelijks middelen voor vrijgemaakt door VWS en de zorgkantoren. Als eerste punt op onze gezamenlijke ontwikkelagenda staat wat mij betreft dan ook een onderzoek naar de bekendheid van de onafhankelijke cliëntondersteuning, bij WLZ cliënten en hun relaties. Gekoppeld aan een campagne om deze dienstverlening beter bij de verschillende doelgroepen bekend te maken. In mijn ogen dient het Ministerie van VWS hier ook een eigen verantwoordelijkheid in te nemen: volgens de wet hebben WLZ cliënten recht op deze dienstverlening die er op gericht is hun eigen regie en kkeuzevrijheid te vergroten en de kwaliteit van zorg te verbeteren.

Eerder bekend?

Het is ook noodzakelijk om de onafhankelijke cliëntondersteuning eerder bekend te maken. Nu is het vaak zo dat cliënten pas de weg vinden op het moment dat ze al in zorg zijn en daar niet volledig tevreden zijn. De nieuwe WLZ legt veel nadruk op ondersteuning bij het maken van de zorgkeuze en ondersteuning bij het maken van een zorgplan. Dus voordat er al door een cliënt voor een instelling is gekozen en voordat een instelling een (eenzijdig?) voorstel doet voor de zorgvorm en een zorgplan.

Onbemind bij zorgverleners?

Gelukkig verwijzen steeds meer zorgverleners al vroeg in het zorgproces naar de onafhankelijke cliëntondersteuning. Maar dat is lang nog niet altijd het geval. Sommige instellingen en zorgverleners vinden het best lastig als een cliënt zich laat ondersteunen: dat kan wel eens tegen het belang van de instelling zijn. Dat klopt: niet het belang van de instelling, maar van de cliënt en zijn familie staat centraal. Onderdeel van de bekendheidscampagne moet dus ook het omgaan van onbekendheid en weerstanden bij zorgverleners zijn. In mijn ogen betekent dat, dat onafhankelijke cliëntondersteuners vaker naar instellingen toe moeten gaan. Om in gesprek te kunnen gaan met zowel cliënten als zorgverleners over hoe deze vorm van ondersteuning er uit ziet, en wat dat voor de kwaliteit van leven van cliënten kan betekenen.

Effectiviteit van- en tevredenheid over de dienstverlening?

Zorgbelang en MEE voeren eigen tevredenheidsonderzoeken uit. Dat is conform de aanbestedingsvoorwaarden. Ik pleit echter voor een groter onafhankelijke extern onderzoek dat voor alle uitvoerders (Zorgbelang, MEE en een aantal regionale partijen) de tevredenheid op een uniforme manier onderzoekt. Dat onderzoek zou ook niet alleen over tevredenheid over onze dienstverlening moeten gaan, maar ook over de effectiviteit er van: wat levert deze dienstverlening cliënten (en hun familie) op? Het gaat niet alleen over de vraag of we ons werk goed doen, maar ook over de vragen of we de goede dingen doen en of we geen taken vergeten waar cliënten behoefte aan hebben?

Nog meer punten….

Tot slot komen wat mij betreft op onze gezamenlijke ontwikkelagenda ook nog punten te staan als gezamenlijke opleiding van cliëntondersteuners; uniformiteit in informatievoorziening en dienstverlening; gezamenlijke registratie en signalering van knelpunten in de zorg. In mijn ogen zullen we als partijen die concurreren om de gunst van WLZ cliënten, meer ook op deze punten moeten samenwerken. Dat is in het belang van de cliënten. Met VWS en ZN zullen we moeten overleggen of het ‘aanbestedingsregime’ deze verdere samenwerking toestaat. Ik ga er van uit dat dit in het belang van de cliënt moet lukken. Een afspraak met MEE en ZN over deze ‘Ontwikkelagenda Onafhankelijke Cliëntondersteuning Langdurige Zorg’, is in de maak.

 

Implementatie Wkkgz: de patiënt en cliënt centraal?

Op 1 januari 2016 is de nieuwe Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen zorg (Wkkgz) in werking getreden. De belangrijkste veranderingen wat betreft de klachten- en geschillenprocedures gaan echter pas op 1 januari 2017 in. Vooruitlopend daarop is Zorgbelang samen met de patiëntenfederatie NPCF, Ieder(in), het LPPGz, LSR en de Consumentenbond in gesprek met brancheorganisaties van zorgaanbieders. Waarover praten wij? Ik noem een paar belangrijke gespreksonderwerpen.

Samenhang tussen informatie, klachtbemiddeling en geschillen

Een belangrijke verandering is de verplichte geschillencommissie die bindende uitspraken kan doen. Maar iedereen wil zo veel mogelijk geschillen voorkomen. Dat kan door goede informatie vooraf aan patiënten- en cliënten te geven over wat de te bieden zorg inhoudt: het gaat aan de zijde van patiënten- en cliënten om realistische verwachtingen. Maar als die echt niet uitkomen kan een goede onafhankelijke klachtenbemiddeling vaak tot een oplossing leiden. Pas als dat echt niet lukt, moet een geschilleninstantie een bindende uitspraak doen. Als patiënten- en cliëntenorganisaties willen we goede afspraken maken over dit totale proces. Dat begint met goede onafhankelijke informatie over de zorg zelf, maar ook over de mogelijkheden bij ervaren problemen. Daabij streven we naar zo veel mogelijk uniformiteit in de informatie over klachten en geschillenprocedures.

Samenhang tussen sectoren

De zorg is in Nederland in sectoren verdeeld. Maar de meeste problemen komen voor in ketens van complexe zorg, vaak tussen sectoren (huisartsen, ziekenhuizen, verpleging- en verzorging etc.). Wij vinden dat er slechts op één plek een klacht neergelegd hoeft te worden en dat deze klacht in samenhang op één manier wordt afgewikkeld, zowel in de klachtenfase, als in de eventuele geschillenfase. Als er al sprake zal zijn van verschillende geschillencommissies (per sector?) dan moeten die wel nauw samenwerken. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor de onafhankelijke klachtenbemiddeling en informatievoorziening door verschillende instellingen en beroepsbeoefenaren.

Regionale benadering

Voor mensen is het van belang dat ze dicht bij huis informatie vinden en hun klachten kunnen worden besproken. Dat geldt ook voor een eventueel geschil: dat moet ook niet te ver van huis worden behandeld. Ik pleit dan ook voor een regionale benadering van informatievoorziening, klachtenbemiddeling en geschil-afhandeling.

Signalering van kwaliteitsproblemen

Klachten en geschillen geven een goed eerste beeld van de kwaliteit en knelpunten in de zorg. Nu maakt niemand een optelsom van alle losse klachten bij individuele hulpverleners en instellingen. Ik pleit voor het openbaar maken van de uitkomst van zowel geschillen (is wettelijk verplicht) als van klachten. Het is in mijn ogen goed als al deze signalen geanonimiseerd bij elkaar komen, het liefst in een centrale signaleringsdatabase.

Onafhankelijke ondersteuning

Ik vind het van belang dat patiënten- en cliënten die vragen of klachten over hun zorg hebben, hiervoor regionaal terecht kunnen en ondersteund worden. Dit is in de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en de Wlz (wet Langdurige zorg) geregeld via de wettelijke functie onafhankelijke cliëntondersteuning. In de Jeugdwet  is dit via het vertrouwenswerk wettelijk geregeld. Voor cliënten en familieleden onder de BOPZ, is er ook vertrouwenswerk geregeld dat kan ondersteunen. Maar in de zorgverzekeringswet is nog geen onafhankelijke ondersteuning geregeld. Ik pleit dna ook voor een aanpassing van de zorgverzekeringswet op dit punt, naar analogie van de Wmo, Wlz, Jeugdwet en BOPZ (straks: Wet zorg en dwang).

Nog meer punten?

Op het gesprekslijstje van de patiënten- en cliëntenorganisaties staan nog meer onderwerpen: denk bijvoorbeeld aan nakomingsverplichtingen en een garantiefonds voor het geval een zorgverlener zijn verplichtingen voortvloeiend uit een uitspraak niet na komt. Of aan de actieve plicht van een geschilleninstantie om een klager te informeren over de verwachting dat de schade wel eens hoger kan zijn dan € 25.000 en wat dat betekent voor de klager en een geschil. Ook privacy en nazorg (met name bij een ‘verloren’ geschil) zijn voor ons belangrijk.

Als u nog goede aandachtspunten heeft voor de implementatie van de Wkkgz, geef deze dan gerust aan mij door.

2016 als keerpunt? Meer invloed van mensen op hun zorg?

2015 als chaotisch transitiejaar?

2015 was het jaar waarin de decentralisaties formeel van start zijn gegaan: de Jeugdwet, de Participatiewet en de nieuwe Wmo zijn van start gegaan. De decentralisaties hebben tot doel mensen lokaal meer invloed te geven op de inrichting van de zorg voor anderen en elkaar. Dat gaat via de gemeente(raad) en moet leiden tot een grotere zelfredzaamheid van mensen en een grotere vrijwillige inzet voor elkaar. Maar de decentralisatie zijn daarnaast in belangrijke mate ook een bezuiniging die in hevigheid gaat toenemen de komende jaren.

De voorbereiding van 2015 kwam pas halverwege 2014 echt goed op gang. Veel gemeenten weten op dit moment (december 2015) nog steeds niet hoeveel mensen er door wie tegen welke kosten worden geholpen. Iedereen spreekt van een eerste transitiejaar dat nog veel knelpunten kent. Landelijk ook: u weet wel van die PGB betaling die nog steeds niet goed werkt en veel duurder is geworden. Ook weten we nog niet echt wat de gevolgen voor mensen zijn. De verschillen tussen gemeenten nemen toe, de eigen bijdragen nemen toe, een aantal mensen krijgt daarom geen (passende of gewenste) zorg meer. Zorg in het sociale domein is ook geen recht meer, maar een gemeente kan ‘compenseren’. De zin ‘waar gehakt wordt, vallen spaanders’ heb ik het afgelopen jaar in vele varianten uit de mond van heel wat wethouders en ambtenaren gehoord.

Ook als het gaat om verzekerde zorg, maken we als samenleving steeds grotere veranderingen mee. Het is al lang niet meer vanzelfsprekend dat de zorg die ik nodig heb, (overal) vergoedt wordt: ik moet dat steeds nagaan in mijn polisvoorwaarden. Kan ik naar de fysiotherapeut? Wat kost dat, krijg ik dat (gedeeltelijk) vergoed? In welk ziekenhuis wordt de voor mij noodzakelijke operatie vergoedt? Heb ik de juiste polis afgesloten….? Ik ben nog niemand tegengekomen die hier niet over moppert. Ik vraag mij af, of dit de manier is om de kosten voor de zorg onder controle te krijgen? Voor mij is het nauwelijks meer te begrijpen.

De mens centraal?

En dan sta ik als patiënt of cliënt of burger (mens?) nog wel centraal…!? Hoezo dan? wat kan ik er aan doen? Heb ik inspraakmogelijkheden gehad bij de zorg-verordeningen die in mijn gemeente zijn vastgesteld? Ben ik betrokken geweest bij de inrichting van de nieuwe zorg voor mijn kinderen? Is er een sociale raad waar ik invloed kan uitoefenen? Hoe ben ik betrokken bij de cliëntenraad van mijn instelling? En wie bepaalt de agenda van deze participatieorganen? Wie ondersteunt hen?
Kan ik eigenlijk wel kiezen uit zorgverzekeringen? Ik kan bijvoorbeeld na een goede analyse nauwelijks de verschillen ontdekken… Het echte verschil is de vraag of ik veel of weinig eigen risico wil nemen. Dus gezonde mensen met veel geld zijn goedkoper uit want die kunnen financieel grotere risico’s lopen.

Meer invloed in 2016?

Ik denk dat de veranderingen in de zorg, ook in 2015 te veel buiten mensen om zijn gegaan. Mijn beleving is dat we in 2016 op een keerpunt komen als het gaat om draagvlak voor alle veranderingen in de zorg. Het is mijn wens voor 2016 dat wij als ‘gewone’ mensen weer greep krijgen op onze zorg:

  • Inzicht in het effect van zorg: wat bereiken we, bij welke cliënten / patiënten? Wat gaat er goed en waar gaat het fout? Wat betekent dit voor mensen. Wat moet er echt beter? En hoe dan?
  • Inzicht in de kosten van de zorg: wat kost wat en wat kunnen we er samen aan doen om de zorg betaalbaar te houden?
  • Eigenaarschap van zorg door mensen zelf: hoe zorgen we dat mensen meer eigenaar gaan worden van de zorg die zij voor zichzelf of voor anderen nodig hebben? En betrokken worden bij de inhoudelijke en financiële keuzes die gemaakt moeten worden om als samenleving de zorg goed en betaalbaar te houden.

Mijn persoonlijke agenda voor 2016

Ik zal dan ook het komende jaar mijzelf inzetten om te zorgen dat mensen meer invloed op hun eigen zorg kunnen uitoefenen. Mijn persoonlijke agenda voor 2016:

  • Werken aan de implementatie van de Wkkgz, waardoor klachtenprocedures en geschillen in 2016 en 2017 opnieuw worden ingericht;
  • Verdere inrichting van de onafhankelijke cliëntondersteuning in de langdurige zorg, het sociaal domein en het vertrouwenswerk in de jeugdzorg
  • Werken aan de participatie van verzekerden in het kader van de nieuwe zorgwet en de recente Motie Bouwmeester Dik-Faber;
  • Werken aan participatie in gemeenten rondom het sociaal domein: eindelijk gaan doen wat we in wetgeving over participatie hebben afgesproken!

Ik wens iedereen een heel mooi en zorgzaam 2016!

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Vitale verbindingen: mensen helpen elkaar!

Jellie Kiefte – Eric Verkaar

“Vitale Verbindingen is een burgerinitiatief van mensen die uit ervaring weten wat veerkracht is en vanuit hun eigen ervaring andere mensen willen helpen deze kracht te vinden,” aldus de website. Dit is een project van Zorgbelang Gelderland. Jellie Kiefte ging op zoek naar wat er gebeurt in dit project.  Jellie sprak met Gerben Koekkoek. Hij begeleidt mensen die bij Housing First van het Begeleid Wonen (RIBW) terecht zijn gekomen: doorgaans zijn dit ‘zorgmijders’ die lang op straat hebben geleefd en voor geen cent vertrouwen hebben in de reguliere hulpverlening. RIBW Arnhem Veluwe Vallei huist, evenals Vitale Verbindingen, in wijkcentrum De Nieuwe Hommel. Gerben: “Zonder Vitale Verbindingen valt voor mijn cliënten de band met het wijkcentrum weg, ondanks alle faciliteiten die het centrum biedt. Veel vragen vanuit de wijk worden aan Vitale Verbindingen voorgelegd: wat kunnen jullie eventueel doen? En ze komen altijd met goede ideeën.” De wijk, daar hebben ze wat mee. Komt het RIBW niet achter de voordeur van een wijkbewoner? Met hulp van een vrijwilliger van Vitale Verbindingen lukt het wel. Ze geven computerles, taalles, allerlei trainingen op het gebied van zelfontplooiing en zelfredzaamheid, ze koken en knutselen en fotograferen… En ze willen eigenlijk niet praten over hun beperkingen en kwetsbaarheid, anders dan hoe je daar mee om kunt gaan en hoe je van je beperkingen je kracht kunt maken.

Toen Jellie met de Vitale Verbinders sprak was het juni, waren ze relaxed en vol plannen voor de Zomerschool. De Zomerschool is een initiatief voor en door Vitale Verbindingen en de wijkbewoners: met een soeplunch en een interessant aanbod aan workshops om op een leuke manier vol ontmoetingen de vakantietijd door te komen. Nu is het herfst en sommigen hebben het wat moeilijker bij Vitale Verbindingen en meer tijd voor zichzelf nodig. Maar ze blijven plannen maken en initiatieven ontwikkelen om zichzelf én de Arnhemse wijken nog mooier en leefbaarder te maken. En vooral: ze vangen elkaar op en daardoor blijft de terugval beperkt.

Er zijn inmiddels veel initiatieven zoals Vitale Verbindingen in den lande. Maar vaak wordt daar het beleid toch van bovenaf bepaald, door een bestuur of door begeleidende professionals. Wat Vitale Verbindingen uniek maakt is dat het echt voor en door mensen zelf wordt uitgevoerd. Wel is de procesbegeleiding van mede-initiatiefnemer, wijkbewoner en ggz-professional Marjet Zeegers onontbeerlijk. Maar zij is één van hen. Gemeente Arnhem heeft op haar website het nieuwe beleid voor zorg en welzijn ‘Naar een veerkrachtige samenleving’, genoemd. Ze mogen zich daar in het gemeentehuis in hun handjes knijpen met Vitale Verbindingen.  Dat is pas echt, in het klein, een samenleving vol veerkracht: de mensen van Vitale Verbindingen veren iedere keer weer op, hoe diep het ook gaat. En ze zijn er voor hun wijk.

Op 13 november organiseert Vitale Verbindingen een symposium waar Zorgbelang Gelderland/Utrecht een rapport over dit project presenteert. Vitale Verbinders hebben eraan meegewerkt o.a. door de vormgeving en fotografie voor hun rekening te nemen, een hele klus maar heel goed gelukt!

Kom dus volgende week naar dit symposium over vitale verbindingen en leer wat mensen voor elkaar kunnen betekenen!