MEI
2015
26

Iedereen aan het werk?!!!

Jennifer van Leur, Eric Verkaar 

De participatiewet is vanaf januari een feit. In de kern komt deze nieuwe wet er op neer dat sociale werkplaatsen gaan sluiten omdat die te duur zijn en mensen ‘apart’ zetten. Om er dan toch voor te zorgen dat mensen met een beperking  aan het werk komen, is het de bedoeling dat werkgevers deze mensen ‘zo maar’ een baan gaan aanbieden. Als het niet vanzelf gaat, komt er een verplicht ‘quotum’ zoals in Duitsland.

De vraag die wij graag willen stellen: hebt u al werkgevers in de rij zien staan die mensen met een beperking ‘als vanzelfsprekend’ een baan gaan aanbieden omdat dat in de wet staat? Gelukkig kennen we wel een paar van deze voorbeeldige werkgevers, maar een rij kunnen we er niet van maken. Maar wat moet er dan gebeuren?

Om te beginnen kunnen werkgevers kennis opdoen bij mensen met een beperking (en hun organisaties) oer de  vraag: wat is er nodig om met een beperking aan de slag te kunnen gaan? Vaak is dat niet zo heel veel en gaat het om eenvoudige aanpassingen. Maar het begint vooral bij de vraag: wat wil iemand? Waar droomt hij of zij van en wat kan en wil iemand graag leren? Uitgaan van individuele mogelijkheden is daarbij het devies. En daarbij hoeven de beperkingen van iemand helemaal niet uit het oog verloren te worden: ga daar reel mee om. Wij pleiten voor een individuele benadering op maat, waarbij ook gekeken wordt naar het creëren van werk, passend bij iemand mogelijkheden en wensen. En als die baan dan niet 100 procent loonwaardig is, dan zijn daar gelukkig goede regelingen voor om een werkgever te compenseren.

Ligt het nu alleen aan werkgevers die bang en onwetend zijn, dat maar weinig mensen met een beperking aan werk komen?  Nee, ook aan de zijde van mensen met een beperking als potentiële werknemers, liggen angsten en een gebrek aan kennis. Kan ik dat wel? Ben ik de ander niet tot last? En hoe past werk in mijn leefritme, kost het me niet te veel energie?  Dat zijn allemaal vragen waar je als (toekomstig) werknemer en werkgever een antwoord op moet zoeken, op maat.

Maar maatwerk kost tijd en dus geld. Is het dat wel waard? Wij denken van wel: betaalde arbeid geeft waarde aan je inzet, aan je kwaliteiten. Maar niet alleen voor jezelf: ook voor een werkgever, voor je collega’s en voor de samenleving als geheel. Eerlijk verdiend loon, hoe beperkt misschien ook, is altijd waardevoller voor iedereen, dan een inkomen waar je niets voor hebt mogen doen. Wij kiezen hier bewust voor het woord mogen, omdat het de verantwoordelijkheid van ons allen als werkgevers, collega’s, buren en vrienden is, om mensen met een beperking aan een betaalde baan te helpen. Leveren we daar geen inspanning voor, dan kun je daar van vinden, dat we de ander geen kans willen bieden om een eigen inkomen te mogen verdienen.

Kortom: iedereen aan het werk krijgen vraagt inspanningen op maat van ons allemaal! Wie begint?

Versterk de positie van de cliënt in de langdurige zorg!

De afgelopen maanden is er veel publiciteit geweest over de langdurige zorg: denk aan de moeder van Staatssecretaris van Rijn, die niet goed verzorgd zorg worden in de instelling waar zij en haar man verblijven. Kort na dit incident verscheen een brief van dezelfde Staatssecretaris, waarin hij aangeeft op welke manier hij een verbetering van de kwaliteit van zorg in de langdurige zorg voor ogen ziet.

De staatsecretaris zet in op kwaliteitsverbetering door beter en meer toezicht; door veiligere zorg; door meer ruimte voor professionals; door meer openheid en transparantie; door meer betrokken bestuurders, maar vooral door een versteviging van de positie van de cliënt in de langdurige zorg.

Maar: hoe verstevig je nu de positie van de cliënt in de langdurige zorg? Daarover si de Staatssecretaris niet zo heel duidelijk. Als Zorgbelang hebben we daar wel ideeën over:

  • Op organisatieniveau: Verstevig de positie van de cliëntenraad en familieraad: zorg voor een echt instemmingsrecht, serieuze ondersteuning en een eigen wettelijk geborgd ondersteuningsbudget!
  • Op locaties en afdelingen: Werk samen met cliënten en familie aan een betere kwaliteit vanuit cliëntenperspectief op locaties en afdelingen: ga met elkaar in gesprek en gebruik daar verschillende leuke en leerzame methodieken voor!
  • Individueel:
    • Zorg voor betrokkenheid bij het zorgplan.
    • Leer van klachten: maak ze samen bespreekbaar en zoek samen naar oplossingen.
    • Maak (in beide gevallen) gebruik van de wettelijk geborgde onafhankelijke cliëntondersteuning!

Zorgbelang organisaties kunnen ondersteunen bij het versterken van de positie van de cliënt. Dat doen we samen met cliënten en familie. Individueel als onafhankelijk cliëntondersteuner. Maar ook gezamenlijk met cliëntenraden en groepen cliënten. In goed overleg met professionals en de instelling, soms wel eens confronterend en stelling nemend, als instellingen of professionals niet goed luisteren naar cliënten.

Kijk voor meer informatie op onze website!

Falende apparatuur in Gelderse ambulances

Afgelopen weekend heeft apparatuur van 2 ambulances in Gelderland-zuid dienst geweigerd. Gelukkig kon met apparatuur van een ook ter plaatste zijnde politieauto, het leven van de patiënt gered worden.

Een klokkenluider van de ambulancevervoerder heeft dit laten weten aan omroep Gelderland. De medewerker heeft aan de bel getrokken omdat hij (of zij?) gefrustreerd was nadat er na twee jaar problemen, nog geen oplossing is. Het MT van de ambulancevervoerder erkent deze problemen in de mail van de klokkenluider, die ik zojuist heb ingezien.

Wat is er aan de hand?

  • Apparatuur om te reanimeren weigert af en toe dienst: er kan niet op gerekend worden;
  • De problemen spelen al 2 jaar, maar zijn door de fabrikant afgedaan als ‘slecht gebruik door personeel’;
  • Medewerkers van de ambulancedienst voelen zich niet veilig met deze apparatuur en zijn bang dat patiënten gevaar lopen. Dit weekend was dat echt zo. Maar mogelijk al 2 keer eerder in Gelderland Zuid, In Flevoland en Gooi- en Vechtstreek worden ook problemen gemeld;
  • De fabrikant onderzoekt de zaak al langer, maar niemand kan aangeven wanneer er duidelijkheid en een oplossing komt:
    • De fabrikant reageert op dit moment niet op dit ernstige nieuws;
    • De fabrikant waarschuwt de ambulancedienst voor juridische claims. De ambulancedienst voelt zich niet vrij om de klachten openbaar te uiten;
    • De fabrikant wijst naar de medewerkers en hun gebrekkige training, kwaliteiten, medewerkers voelen zich geïntimideerd;
  • Door het gebrek aan openheid lopen mensen gevaar en worden problemen vanwege zakelijke belangen niet snel opgelost!

Wat moet er nu gebeuren?

  • Op korte termijn een onafhankelijk onderzoek naar alle klachten rondom het gebruik van deze apparatuur (en dus niet alleen door de producent/leverancier).
    • Waar en hoe vaak doen de klachten zich voor?
    • Wat is de technische aard van de problemen?
    • Wat is een oplossing?
  • De acute noodoplossing (extra wel bewezen veilige apparatuur in de ambulances) moet binnen redelijke termijn vervangen worden door verbeterde of nieuwe apparatuur. De onbetrouwbare apparatuur heeft namelijk meer functionaliteiten dan de ‘nood’ apparatuur.
  • Er moet een landelijk meldpunt komen voor problemen met medische apparatuur en duidelijke procedures binnen welke termijn geconstateerde problemen door fabrikanten moeten worden opgelost.
    • Het melden van problemen moet een wettelijk plicht worden, met strafbaarstelling als dit niet gebeurt!
    • Als een fabrikant niet in staat is problemen op redelijke termijn op te lossen, is hij verantwoordelijk voor de aanschaf / levering van alternatieve wel werkende apparatuur met vergelijkbare functionaliteit.

Zie ook Omroep Gelderland

Financiering patiënten en cliëntenorganisaties?

Vorige week had ik een gesprek met PGO support. PGO support is een landelijke organisatie die Patiënten- en Gehandicaptenorganisaties ondersteunt. PGO support wil een discussie starten over de financiering van (in eerste instantie) landelijke patiënten- en cliëntenorganisaties. Ik ben gevraagd over enkele weken aan die discussie deel te nemen. Ik wil naar aanleiding van die vraag enkele gedachten op een rijtje zetten.

De problematiek achter de vraag van de financiering van patiënten- en cliëntenorganisaties is de constatering dat de cliëntenbeweging versnipperd is en eigenlijk weinig (tegen) kracht heeft, om een serieuze gesprekspartner te zijn voor de grote lobby van zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de overheid. Dat speelt zowel landelijk als regionaal en lokaal.

Ik ga hier niet in op allerlei mogelijke financieringsmodellen. Dat komt later wel een keer. Wel wil ik hier en nu ingaan op de vraag achter de financieringsvormen: wat willen we met elkaar in Nederland als het gaat over de kracht van patiënten en cliënten in het ‘systeem’ van de zorg? Kortom: waartoe zouden patiënten- en cliëntenorganisaties op aarde moeten zijn?

In 1987 publiceerde de commissie Dekker een rapport over ‘marktwerking’ in de gezondheidszorg. In 2006 leidde dit uiteindelijk tot de nieuwe zorgverzekeringswet. Vanaf 2015 kennen we een nieuwe participatiewet, een nieuwe Wmo, een nieuwe Jeugdwet en een nieuwe wet langdurige Zorg. Al die wetten hebben gemeen dat kosten van de zorg (in de hele breedte) beperkt moeten worden, den de kwaliteit verbeterd. Het middel daartoe is in al die wetten een soort van ‘zorgmarkt’ waar de patiënt / cliënt kan kiezen en dat daardoor de zorgaanbieders hun kwaliteit verbeteren en hun prijzen laag houden. Omdat zorg erg duur kan zijn en verzekeren of overheidsbetaling via belastingen de enige optie is, hebben zorgverzekeraars en gemeenten de rol van inkoper van zorg’ van de patiënt / cliënt voor een deel overgenomen.

Kenmerkend voor al deze structuurwetten is (dus) dat de cliënt wel centraler wordt gesteld, maar dat tegelijkertijd wordt geconstateerd dat de individuele cliënt of patiënt lang niet altijd voldoende ‘inkoopmacht’ heeft om het systeem van een goed functionerende ‘markt’ te laten werken. Gemakshalve worden overheden en zorgverzekeraars benoemd tot ‘bewindvoerders’ van patiënten / cliënten. Dit is volgens mij ook geen goede oplossing.

Al meer dan 30 jaar pleiten patiënten- en cliëntenorganisaties er voor dat zij samen met individuele patiënten/cliënten als volwaardige partij in alle ‘zorgsectoren’ kunnen opkomen voor hun eigen belangen. Dat vraagt om een duidelijke, structurele plaats als partij in de zorg in alle sectoren en dus om een structurele financiering. Er is niets tegen incidentele resultaatgebonden projectfinanciering. Dat werkt zeer effectief voor concrete verbeteringen in de zorg, vanuit cliëntenperspectief. Maar het op eigen initiatief een plaats verwerven in de vele bestuurlijke gremia in Nederland waar beslissingen over de zorg genomen worden, werkt dat niet. landelijk niet en lokaal en regionaal niet. Het lijkt mij zaak dat er een landelijk beleid komt om deze structurele plaats van cliënten- en patiënten en hun organisaties in het ‘systeem’ van de verschillende zorgsectoren te borgen. Dat landelijke beleid geeft landelijke patiënten- en cliëntenorganisaties een plaats, maar ook lokale en regionale organisaties. Want tenslotte worden lokaal en regionaal (terecht) steeds meer beslissingen over de invulling van de zorg genomen.

Onderdeel van de discussie over de structurele plaats van cliënten en patiënten in het systeem van de zorg, is ook de samenwerking tussen de verschillende patiënten/cliëntenorganisaties. Zowel horizontaal (tussen verschillende groepen patiënten/cliënten) als verticaal (landelijk, regionaal, lokaal). Dit is een opdracht aan de ‘verpolderde’ beweging van patiënten- en cliëntenorganisaties zelf.

Waar en met wie mag ik de discussie over dit onderwerp aangaan?

Inzet enquêterecht voor medezeggenschap Sint Maartenskliniek

In overleg met de Patiënten Advies Raad (PAR) Nijmegen van de St. Maartenskliniek verzoekt Zorgbelang Gelderland de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam onderzoek te doen naar de medezeggenschap in de St. Maartenskliniek in Nijmegen. Deze zaak werd gisteren op 2 april 2015 door de Ondernemingskamer behandeld. Over uiterlijk 6 weken doet de Ondernemingskamer uitspraak.

Zie ook: http://www.zorgbelanggelderland.nl/persberichten/zorgbelang-gelderland-vraagt-onderzoek-medezeggenschap-st-maartenskliniek/

Gisteren vond de zitting van de Ondernemingskamer plaats. Op deze plaats wil ik kort mijn beleving daarvan weergeven. Tot nu toe hebben Zorgbelang Gelderland en de PAR / Cliëntenraad geen ruchtbaarheid aan deze zaak gegeven. Maar omdat de Raad van Bestuur van de Sint Maartenskliniek al eerder de publiciteit heeft gezocht – en daarbij met name de Cliëntenraad in de beklaagdenbank heeft geplaatst –  wil ik hier in toch enige toelichting geven vanuit het perspectief van Zorgbelang Gelderland. Zorgbelang Gelderland en de Cliëntenraad voeren deze zaak in het belang van een goede patiëntenparticipatie in de Sint Maartenskliniek. En dat lijkt maar niet te lukken. Dat is jammer want in mijn ogen zijn zowel de Cliëntenraad als de Raad van Bestuur allebei enorm betrokken bij het realiseren van goede zorg in de Sint Maartenskliniek. Het ligt dus niet aan de goede wil van beide partijen.

Tijdens de zitting is door alle partijen (Zorgbelang, de PAR en de Raad van Bestuur) de kern van de zaak teruggebracht tot 2 nauw samenhangende vraagstukken:

  • Hoe moet in de breedste zin van het woord in de praktijk invulling gegeven worden door de Raad van Bestuur aan het informatie- en adviesrecht van de Cliëntenraad? Dit is geen éénimensionele vraag, maar gaat feitelijk over het vormgeven van de gehele medezeggenschapspraktijk in een ziekenhuis op bestuurlijk niveau.
  • Er is geen vertrouwen meer in elkaar tussen de Cliëntenraad en de Raad van Bestuur. Hoe kan daar verandering in komen? wat zijn dan de oplossingen die mogelijk zijn?

De Cliëntenraad legt de oorzaak van het probleem geheel bij de Raad van Bestuur en andersom. De Raad van Bestuur ging tijdens de zitting zo ver om enerzijds de rechter te vragen de Cliëntenraad tot ‘gehoorzaamheid’ aan de Raad van Bestuur te dwingen en anderzijds de ruimte te krijgen de Cliëntenraad ‘op te heffen’ en zelf als Raad van Bestuur een nieuwe Cliëntenraad te mogen inrichten. Daarvoor zoekt de Raad van Bestuur wel samenwerking met Zorgbelang. Deze situatie in de Sint Maartenskliniek is hiermee inmiddels geen enkelvoudig probleem meer dat aan een geschillencommissie of een mediator kan worden voorgelegd. Alleen en onderzoek van de Ondernemingskamer kan in mijn ogen een oplossing bieden.

Zorgbelang Gelderland verwijt de Raad van Bestuur de medezeggenschap niet serieus te nemen. Zorgbelang Gelderland verwijt de Cliëntenraad daarnaast dat deze niet tot bemiddeling wenst over te gaan, ongeacht het gedrag van de Raad van Bestuur.

De belangrijkste vraag die de Ondernemingskamer volgens mij nu moet beantwoorden is: hoe belangrijk is medezeggenschap in een ziekenhuis nu eigenlijk? En: hoe serieus moet een Raad van Bestuur zijn Cliëntenraad nemen? Is er hier inderdaad sprake van een Raad van Bestuur die er eigenlijk niet (op tijd) aan denkt om informatie te geven – en advies te vragen over voor patiënten belangrijke zaken? Zoals bijvoorbeeld de samenwerking met andere ziekenhuizen of het verplaatsten van voor patiënten belangrijke voorzieningen naar andere locaties of instellingen? Of is er sprake van een Cliëntenraad die op de stoel van de Bestuurders wil gaan zitten? En moet een Raad van Toezicht niet actiever zorg dragen voor een goede verhouding tussen Cliëntenraad en Raad van Bestuur, als ze daar samen niet toe in staat blijken?

In mijn ogen nemen de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht de Cliëntenraad en medezeggenschap onvoldoende serieus. Het heeft in mijn ogen weinig pas om de cliëntenraad die over de invulling van medezeggenschap een andere mening is toegedaan, ‘zwart’ te maken. De Cliëntenraad ervaart een serieus probleem en heeft recht op een eigen visie op dit punt. Het zou de Cliëntenraad daarentegen gesierd hebben hierover inhoudelijk het gesprek aan te gaan, via een onafhankelijke bemiddeling. Vandaar ons verzoek om een onderzoek en de tijdelijke toevoeging van een lid van de Raad van Bestuur, Raad van Toezicht en Cliëntenraad, aan de Ondernemingskamer. Na de uitspraak van de Ondernemingskamer, kan bekeken worden op welke wijze alle partijen met elkaar de medezeggenschap opnieuw vorm gaan geven.

Zorgbelang Gelderland staat voor een goede cliëntenparticipatie, ook in de Sint Maartenskliniek. Dat is nu niet het geval. Pas nadat de rechter een uitspraak heeft gedaan, kunnen vervolgstappen worden gezet. De vervolgstappen zijn afhankelijk van de uitspraak: honoreert de Ondernemingskamer ons verzoek om onderzoek en een toevoeging van tijdelijke extra leden aan alle geledingen of niet? Pas nadat dat duidelijk is, kunnen alle partijen met elkaar zoeken naar een oplossing. In onze ogen dient die zoektocht naar een oplossing te gebeuren op basis van de uitkomsten van het gevraagd onderzoek en onder leiding van de 3 tijdelijk toegevoegde ‘spelers’.

De rechter heeft Zorgbelang gevraagd of zij zich bewust is van de kosten van dit conflict. Natuurlijk zijn de kosten van dit conflict en het verzoek aan de Ondernemingskamer een groot probleem. Maar omdat er door de verstoorde verhoudingen nu geen oplossing meer mogelijk is, is een onderzoek door de Ondernemingskamer in onze ogen de enig overgebleven optie. Niet alleen voor de Sint Maartenskliniek, maar ook voor alle andere Nederlandse zorginstellingen. Dit onderzoek van de Ondernemingskamer kan duidelijkheid geven over de vraag hoe je als Raad van Bestuur en Cliëntenraad samen in de praktijk goed vorm kunt geven aan bestuurlijke medezeggenschap. ‘Wat is wel gebruikelijk en wat niet’? Uiteindelijk levert dat voor alle Nederlandse zorginstellingen een betere medezeggenschap op en daarmee (op termijn) een betere kwaliteit van zorg vanuit patiëntenperspectief ! Helaas gaan in dit geval de kosten voor de baat uit.

Alle begin is moeilijk….?

Toen op 1 januari de Staatssecretaris en alle Nederlandse wethouders opstonden, ging gewoon de zon weer op. De transities van de Wmo, langdurige zorg, Jeugdwet en Participatiewet bleken geen ‘millenium-bug’ te bevatten….

Hoewel…?

  • Enkele dagen later bleek al dat de PGB overheveling naar de SvB, als onderdeel van deze transities, niet vlekkeloos verliep. Tot op de dag van vandaag hebben nog veel cliënten en hulpverleners daar veel last van. En volgens de laatste berichten gaat het ook nog wel even duren.
  • Hetzelfde geldt voor de declaratie van zorgkosten door zorgaanbieders bij gemeenten. Ook dat verloopt naar mijn informatie op heel veel plaatsten nog niet goed. Met noodmaatregelen worden problemen tijdelijk opgelost. Definitieve oplossingen zijn soms nog ver weg.

Dit zijn ‘slechts’ enkele ‘administratieve’ problemen, waarvan ik aanneem dat deze de komende maanden opgelost worden. Maar cliënten en hulpverleners hebben er veel last van en veel extra werk aan. Maar hoe staat het met de inhoudelijke problemen? Wat gaat er zorginhoudelijk  (nog) niet goed?

  • ‘Opstopping’ in de jeugdzorg en het CIZ?
    • Een aantal jeugdzorg organisaties meldt dat er tot wel tot 2/3 minder cliënten jeugdzorg komen. Vanuit wijkteams wordt gemeld dat het veel meer werk is dan verwacht, om te komen tot 1 plan rondom 1 gezin. Zijn er in Nederland vanaf 1 januari minder probleemsituaties die tot inzet van jeugdzorg leiden? Of worden de problemen vanaf 1 januari beter door mensen zelf, familie en de wijk opgepakt? Of duurt het gewoon langer voordat jongeren en hun ouders de juist zorg krijgen omdat ze als ‘casus’ verstopt zitten in de nieuwe ‘pijplijn’?
    • Instellingen voor langdurige zorg signaleren ten aanzien van CIZ indicaties eenzelfde trend: het zijn er minder en het duurt langer. Gaan gemeenten er voor zorgen dat minder zelfredzame ouderen goed langer thuis kunnen blijven wonen, of is het zo dat deze ouderen ‘van het kastje naar de muur’ worden gestuurd en niet de goede zorg ontvangen, of veel te laat?
  • Startproblemen sociale wijkteams: In veel gemeenten melden verschillende partijen dat de nieuw gevormde sociale wijkteams nog niet optimaal werken. Samenwerken is nieuw en lang niet altijd makkelijk in deze nieuw context. Daarnaast kost het meer tijd dan gedacht om tot goede integrale analyses en probleemaanpakken te komen, bijvoorbeeld in gezinnen met kinderen (één gezin, één plan), maar ook voor ouderen die langer thuis willen blijven wonen.
  • Meer druk op huisartsen: In een regio hebben de huisartsen aan de bel getrokken: ze krijgen ineens meer mensen in de spreekkamer en de consulten duren langer. Mensen weten zelf niet waar ze voor hun zorg naar toe moeten en huisartsen weten dat ook niet, omdat gemeenten het vaak zelf ook nog niet goed weten.
  • Te veel digitaal. Veel gemeenten hebben hun heil gezocht in digitale loketten als een soort van voorliggende voorziening. Dit om kosten te besparen. Maar veel mensen kunnen daar niet goed mee uit de voeten. Huisartsen merken dat in hun spreekkamer, want zij spreken wel gewoon met mensen.
  • De weg kwijt?  Hoewel er nog geen goed beeld te geven is, komen op verschillende plaatsen bij cliëntenorganisaties signalen binnen dat in sommige gemeenten, mensen het moeilijk vinden de juiste weg te vinden. De onafhankelijke cliëntondersteuning is bij veel mensen niet bekend om hierin bijgestaan te worden.
  • Afstemming niet altijd optimaal? Omdat er echt sprake is van een nieuwe inrichting van het zorgveld, moeten hulpverleners en hun organisaties ook opnieuw de weg zoeken. Ook moeten ze hun sociale kaart opnieuw leren kennen: wie doet nu wat, wanneer en waar?
  • Late inrichting? Gemeenten hebben nog lang niet alle onderdelen van de nieuwe Wmo goed ingericht. De onafhankelijke cliëntondersteuning is bijvoorbeeld nog niet altijd goed (volledig) geregeld. De VNG komt hierover binnenkort (enkele maanden na invoering van de Wmo) met een advies. De Zorgverzekeraars hebben de onafhankelijke cliëntondersteuning in de langdurige zorg pas vanaf 1 maart goed operationeel geregeld. Nu moeten cliënten nog weten dat ze hier ondersteund kunnen worden.

Laten we er voor zorgen dat deze hier gesignaleerde problemen, aanloopproblemen zijn. Het platform zelfredzaam Rivierenland gaat bijvoorbeeld een eigen inventarisatie doen om meer inzicht in deze knelpunten te krijgen en er een oplossing voor te bedenken. Dat lijkt me een goed plan voor andere regio’s!

Onafhankelijke cliëntondersteuning in Gemeenten

VNG commissie Gezondheid, Zorg en Welzijn
Vorige week organiseerde de VNG commissie Gezondheid, Zorg en Welzijn een bijeenkomst met vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties. De VNG wilde van hen weten hoe zij vinden dat onafhankelijke cliëntondersteuning in gemeenten moet worden ingevuld.

Laat op gang…?
De invulling van deze wettelijk verplichte functie (vanaf 1 januari 2015) komt wat laat op gang omdat gemeenten eind 2014 hun handen vol hadden aan het inkopen van zorg. Pas op dit moment zijn gemeenten zich aan het realiseren dat er nog meer geregeld moet worden, zoals de onafhankelijke cliëntondersteuning.

Elementen van onafhankelijke cliëntondersteuning
Tijdens de bijeenkomst hebben cliëntenvertegenwoordigers verschillende elementen aangegeven, waaruit de onafhankelijke cliëntondersteuning hoort te bestaan:

  • Het gaat om informatie, ondersteuning, advies
  • Is onafhankelijk van de gemeente of een zorgaanbieder
  • Is laagdrempelig
  • Is gericht op ondersteuning zelfregie, meedoen
  • Formuleert een doel: wart wil de cliënt bereiken
  • Helpt cliënten vragen te formuleren
  • Is vertrouwd, staat naast de cliënt
  • Is levensbreed: gericht op het hele leven van een mens’
  • ‘Gidst’ cliënten
  • Is een soort georganiseerde ‘tegenkracht’ tegen het (gemeentelijk en professioneel) zorgsysteem

Gelaagdheid in organisatie?
Door de aanwezigen werd qua organisatie een soort van ‘gelaagdheid’ vastgesteld:

  • Een eerste laag van informele ondersteuning, gekoppeld aan netwerken van vrijwilligers met ervaringsdeskundigheid.
  • Een tweede professionele laag met meer gespecialiseerde proces- en netwerkkennis.
  • Een derde laag met bijzondere ondersteuning voor specifieke doelgroepen, bij bijzondere problemen.

Meerdere partijen als aanbod
Er werd verschillend gedacht over welke partijen nu de onafhankelijke cliëntondersteuning het beste kan organiseren. MEE en Zorgbelang geven elk op een eigen manier (en per gemeente verschillend) een invulling aan deze functie. Daarnaast zijn er cliënteninitiatieven zoals zelfregiecentra e.d. die dat ook doen. Soms voor iedere burger, soms alleen voor specifieke doelgroepen. De conclusie was eigenlijk dat elke gemeente het beste (in regionaal verband) afspraken kan maken met partijen die lokaal en regionaal de kwaliteiten in huis hebben om deze functie uit te voeren.

Advies aan gemeenten als resultaat
De VNG commissie gaat op basis van deze inbreng vanuit cliëntenorganisaties een advies maken aan gemeenten. Elke gemeente kan de komende maanden dan zelf verder invulling geven aan de manier waarop zij de onafhankelijke cliëntondersteuning willen inrichten.

Statenverkiezingen 2015: 10 vragen aan de Gelderse provinciale politiek

De Statenverkiezingen staan weer voor de deur: in maart 2015 is het weer zo ver. Zorgbelang Gelderland heeft namens de aangesloten organisaties en Gelderse burgers een aantal wensen aan de Gelderse politiek. Wij hebben de Statenfracties deze wensen in hun verkiezingsprogramma’s op te nemen:

1. Ondersteun de decentralisaties/transities en transformatie van de samenleving
Door de toenemende vergrijzing, de veranderende visie op zorg en de brede consensus over noodzakelijke bezuinigingen in de zorg, komt de komende jaren zelfredzaamheid en zelfregie in de zorg (in de hele breedte)steeds centraler te staan. Het karakter van de verzorgingsstaat verandert van ‘zorgen voor’ in ‘zorgen dat’. Deze verandering speelt binnen het domein van de zorg, maar ook binnen allerlei andere levensdomeinen zoals arbeid en inkomen, sport en bewegen, cultuur en recreatie, wonen, leefomgeving en veiligheid. Bij al deze domeinen verschuift de verantwoordelijkheid van de overheid als primair aanspreekpunt naar burgers, individueel of in onderling georganiseerd verband. Dit betekent dat mensen meer nog dan nu het geval is, zelf verantwoordelijkheid moeten nemen, eigenaar zijn van hun leven op al die terreinen. Individueel en collectief, in de sociale verbanden waarin men leeft.

2. Eigen kracht: de burger centraal
Vanuit het perspectief van de burger, en meer specifiek mensen met een zorgvraag, is in het licht van de geschetste veranderingen een aantal aandachtspunten te benoemen voor de provincie Gelderland voor de komende jaren. De provincie kan een belangrijke aanjager en ondersteuner van de transformatie van de Gelderse samenleving zijn.

3. Stimuleer en ondersteun de kracht van zelforganisaties
Gelderland kent honderden organisaties en vrijwilligersinitiatieven, waarvan de vrijwilligers zich inzetten om hun eigen leefsituatie en gezondheid of die van anderen te verbeteren. Sommige organisaties zijn lokaal georganiseerd. Maar er zijn ook zorgvragers die bijvoorbeeld vanwege de specifieke problematiek, regionaal georganiseerd zijn. Deze zelforganisaties leren van elkaar, versterken elkaar, mede dankzij hun lidmaatschap van Zorgbelang Gelderland. Door deze steun, die mede mogelijk wordt gemaakt door de provincie Gelderland, kunnen zij hun kwalitatief hoogwaardige initiatieven blijven vormgeven. Om burgers en mensen met een zorgvraag te stimuleren en te helpen zelf hun problemen op te lossen. Maar ook de professionele zorg te prikkelen om te innoveren vanuit zorgvragersperspectief.

4. Agendeer en stimuleer innovatie vanuit cliëntenperspectief
Ondanks de grotere eigen verantwoordelijkheid die burgers zelf moeten gaan nemen, ook in de zorg, is de professionele zorg een belangrijk onderdeel van de Gelderse economie en dus van onze welvaart. Een belangrijk deel van de inwoners van Gelderland leeft voor en van de zorg. Daardoor heeft Gelderland een kwalitatief hoogwaardige zorg die zelfs regelmatig als (kennis-)product wordt geëxporteerd. Gelderland voorziet ook in de grensregio’s in zorg voor Duitse zorgvragers.
Een gezonde kwalitatief hoogwaardige zorgeconomie stelt cliënten centraal. Alleen als dat gebeurt, kan de Gelderse zorg ook op termijn internationaal blijven meetellen. Het is voor de zorgeconomie daarom van groot belang dat de provincie Gelderland de innovatie in de zorg vanuit cliëntenperspectief blijft ondersteunen. De vele Gelderse organisaties van cliënten en patiënten dragen daar graag aan bij.

5. Voorkomen is beter dan genezen!
Om de zorg betaalbaar te houden is preventie en versterking van de eerstelijnszorg van groot belang. Cliënten kunnen een grote bijdrage leveren aan de transformatie waarbij de sociale wijkteams in gemeenten nauw gaan samenwerken met (o.a.) huisartsen en zelfs ziekenhuizen. Zij kunnen uitstekende praktijkvoorbeelden leveren van ontschotting in de zorg en het welzijnswerk. Op dit nieuwe innovatiegebied kan de provincie Gelderland een sterk stimulerende rol spelen.

6. Toch met spoed naar het ziekenhuis?
Kan dat nog wel in dun bevolkte gebieden, als de concentratie van ziekenhuiszorg zich over enkele jaren heeft voltrokken? Maar ook in een grote stad als Nijmegen wordt dit een belangrijke vraag: kan ik straks bij spoed nog naar het ziekenhuis van mijn keuze? Het is van groot belang dat de provincie in het kader van de leefbaarheid ook op dit onderwerp de vinger aan de pols blijft houden en er vooral voor zorgt dat Gelderse inwoners betrokken blijven bij de veranderingen in de zorg.

7. Jeugdzorgjongeren en ouders kind van de transitierekening?
Ook de transitie in de jeugdzorg is in volle gang. Maar wordt straks de stem van jongeren en ouders in de jeugdzorg nog wel gehoord? Gemeenten richten zich maar beperkt op participatie en leggen dan de nadruk op alle jongeren en jongeren als onderdeel van bijvoorbeeld een Wmo- of Participatieraad. Initiatieven van jeugdzorgjongeren (‘het Jongerennetwerk’) of van jeugdzorgouders (‘het Oudernetwerk’) worden door gemeenten niet ondersteund: ‘we doen het als gemeente zelf wel’. Maar het gaat er toch om dat de jongeren het zelf doen, of het oudernetwerk? Zij dreigen nu het kind van de transitierekening te worden: we doen net of jeugdzorgjongeren er straks niet zijn en allemaal weer thuis of bij vrienden wonen. Het is van groot belang dat de provincie Gelderland gemeenten blijft wijzen op hun verantwoordelijkheden en ook zelf initiatieven kan nemen als gemeenten dat niet doen.

8. Ondersteun thuiswonende ouderen
Ouderen kunnen gelukkig steeds langer thuis blijven wonen. Het is daarom van groot belang de innovaties op dit gebied te blijven ondersteunen en vooral ouderen zelf te prikkelen hierin zo lang mogelijk de regie te houden. Gezien de sterke vergrijzing in sommige gebieden ligt voor de leefbaarheid in veel Gelderse dorpen en steden een enorme uitdaging voor de komende jaren. De provincie Gelderland moet hier in onze ogen prikkelend, stimulerend en, als het gaat om initiatieven van burgers zelf, ondersteunend in blijven optreden.

9. Stimuleer arbeidsparticipatie
Mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking of chronische ziekte staan in onze samenleving vaak ‘aan de kant’. Zeker op het gebied van arbeidsdeelname. Dit is een niet te onderschatten problematiek voor henzelf, maar ook een enorm verlies voor de Gelderse economie. De provincie Gelderland kan nog meer als stimulator optreden om mensen met een beperking zelf een plaats op de arbeidsmarkt te laten verwerven. Dat kan met name als mensen met een beperking zelf kunnen aangeven waar hun kwaliteiten liggen en steun krijgen om samen met hun netwerk van familie, vrienden en bekenden weer aan het reguliere arbeidsproces deel te nemen. Het Gelders Arbeidsmarktmodel kan op dit punt nog een extra impuls krijgen vanuit het perspectief van deze Gelderlanders zelf.

10. Steun de aanpak van sociaal isolement en laaggeletterdheid
Nog steeds staan mensen alleen in onze samenleving, ook in Gelderland. Dat probleem neemt zelfs toe. Bijvoorbeeld doordat ze slecht kunnen lezen en/of schrijven in een wereld die steeds meer van ze vraagt op dit gebied. Dat vraagt om een brede aanpak op (boven)regionaal niveau: alleen wanneer heel veel maatschappelijke partijen samenwerken kan het sociaal isolement verminderd worden. Daarvoor is een partij nodig die dit proces stimuleert en partijen verbindt. De provincie Gelderland kan als aanjager van projecten het sociaal isolement van mensen terugdringen en de aanpak van laaggeletterdheid een forse impuls geven.

Tot slot: verbindt overheidslagen en partijen in het veld
Op alle beleidsdomeinen kan de provincie Gelderland een verbindende schakel zijn tussen de rijksoverheid en gemeenten. In het kader van de transities en transformatie verschuiven veel verantwoordelijkheden. Maar die verbindende rol is juist dan, ook in het kader van de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Participatiewet, van groot belang. Omdat mensen soms tussen twee systemen belanden en deze systemen elkaar (nog) niet kunnen vinden. Dat geldt niet alleen voor overheden onderling maar ook voor overheden en zorgorganisaties. De provincie Gelderland kan, door vanuit het perspectief van gebruikers zorg te denken, deze partijen met elkaar verbinden. Dat levert oplossingen op die er toe doen voor inwoners van Gelderland!

Onafhankelijke cliëntondersteuning….

Onafhankelijke cliëntondersteuning – vertrouwenspersoon – klachtenfunctionaris – ombudsman

Er is veel verwarring over deze voor cliënten belangrijke begrippen. Veel gemeenten zijn nu druk bezig de Wmo in te richten en moeten voldoen aan de wettelijke eis om cliënten onafhankelijke ondersteuning te bieden. Maar wat is dat nu precies en wat is het verschil met de vertrouwenspersoon, een klachtenfunctionaris en een ombudsman? Ik heb de begrippen hier ter verduidelijking uitgelegd en naast elkaar gezet:

Onafhankelijke cliëntondersteuning: In het kader van de Wmo zijn gemeenten verplicht onafhankelijke informatie, advies en ondersteuning te geven aan alle cliënten van de Wmo, Jeugdwet en participatiewet. Als we kijken naar de functie van onafhankelijke cliëntondersteuner, dan vallen de werkzaamheden uiteen in twee onderdelen:

1)       Informatie, advies en ondersteuning van de burger voorafgaand aan het zorgproces en tijdens het zorgproces wanneer het goed gaat: samen met de cliënt zijn zorgvraag analyseren en met de burger en met zorgaanbieders samen het zorgaanbod samenstellen.

2)       Informatie, advies en ondersteuning van de burger wanneer de burger ‘knelpunten’ ervaart in zijn zorg. Met name in bijlage 4 van de VNG handreiking cliëntondersteuning voor gemeenten (‘bemiddelen en verwijzen ‘en ‘hulp bij klachten, bezwaar en beroep’), wordt op deze onderdelen van de onafhankelijke cliëntondersteuning gewezen. Wanneer iemand niet tevreden is over de onafhankelijke cliëntondersteuning zoals die standaard (tijdens het zorgproces) wordt aangeboden, verplicht de wet gemeenten een andere onafhankelijke cliëntondersteuning ter beschikking te stellen.

Wij menen dat dit tweede onderdeel van het werk van de onafhankelijke cliëntondersteuner gezien kan worden als vertrouwenswerk binnen het sociale domein.

Onafhankelijke vertrouwenspersoon: Een onafhankelijke vertrouwenspersoon is een persoon naar wie een cliënt kan gaan voor kwesties die strikt vertrouwelijk zijn. De vertrouwenspersoon:

  • helpt – als iemand vastloopt – bij het helder kunnen formuleren en het goed kunnen stellen van vragen: ‘waar loop ik tegen aan en hoe wil ik dat oplossen?’;
  • betrekt het netwerk van de burger bij het zoeken naar oplossingen voor zijn problemen met zorgaanbieders en /of de gemeente;
  • ondersteunt bij het opstellen van een plan om te komen tot een juiste oplossing bij knelpunten en bemiddelt eventueel;
  • organiseert lotgenotencontact, gespreksgroepen en trainingen in groepsverband, zowel voor cliënten als voor zorgverleners;
  • ondersteunt vanuit cliëntperspectief, dat betekent dat het belang van cliënten voor ons voorop staat;
  • maakt een signaleringsrapportage voor de gemeente(n) en voor zorgverleners waarin we een overzicht geven van de ervaren knelpunten en richting geven waarin structureel naar verbeteringen kan worden gezocht. Dit kan u kosten besparen ten aanzien van klachtenprocedures.

De vertrouwenspersoon staat naast of achter de cliënt en kan de cliënt indien gewenst praktisch ondersteunen bij het indienen van een klacht of bijstaan bij een klachtgesprek. De vertrouwenspersoon neemt geen formele klachten over de kwaliteit van zorg of ondersteuning in behandeling. De nieuwe Jeugdwet verplicht gemeenten een vertrouwenspersoon voor alle jongeren en hun relaties te organiseren. Dit wordt in 2015 en 2016 landelijk via de VNG geregeld. Zorgbelang zal de Vertrouwenspersoon Jeugd leveren in heel Gelderland als onderaannemer van het bureau AKJ, in opdracht van de VNG. Ook biedt Zorgbelang Gelderland de onafhankelijke vertrouwenspersoon sociaal domein aan gemeenten aan als onderdeel van de onafhankelijke cliëntondersteuning.

Klachtenfunctionaris: Sommige instellingen of gemeenten hebben een klachtenfunctionaris aangesteld om klachten te ontvangen en in behandeling te nemen. Een klachtenfunctionaris begeleidt het klachtenproces vanuit het perspectief van een instelling of gemeente als ‘beklaagde’ partij en helpt de klager bij het klachtenproces. Een klachtenfunctionaris doet geen uitspraken over een klacht: dat doet een klachtencommissie of een bezwaar- of beroepscommissie of een Ombudsman. Een klachtenfunctionaris is in dienst van de instelling/organisatie. Hierdoor is onafhankelijkheid niet altijd gewaarborgd. De klachtenfunctionaris doet zijn of haar werk vanuit een positie in het belang van de organisatie, en bemiddelt ‘tussen’ betrokkenen ‘beklaagden’ in de organisatie en de ‘klager’.

Ombudsman: Een Ombudsman (-vrouw) is een ambtenaar die benoemd is door het college van B&W (lokale Ombudsman) of door de Tweede Kamer (Nationale Ombudsman). De Ombudsman is onafhankelijk en onpartijdig. Hij behandelt klachten van bewoners over de overheid of gemeente (en niet over andere partijen zoals zorgorganisaties) en kan een onderzoek starten om eventuele misstanden aan het licht te brengen. Alle betrokkenen zijn verplicht om aan dit onderzoek mee te werken. Daarnaast beschikt de Ombudsman over ruime bevoegdheden; hij kan bijvoorbeeld dossiers inzien en ambtenaren horen. Een Ombudsman komt pas in beeld als de bewoner er niet uitkomt met de overheidsinstantie; het is een voorziening in de tweede lijn. De bewoner dient dus eerst gebruik te maken van de klachtenregeling bij de overheidsinstantie. De Ombudsman kan tevens zelf een onderzoek starten op basis van signalen en kan overheidsinstanties uitleggen hoe ze moeten handelen. Een Ombudsman oordeelt / doet een uitspraak over een klacht. Anders dan bij een klachtencommissie of bezwaar of beroepscommissie, oordeelt een Ombudsman niet alleen of de regels en procedures goed zijn toegepast, maar oordeelt ook over de vraag of het handelen van de overheid wel doeltreffend is geweest voor de burger. Een Ombudsman kan ook aanbevelingen doen aan de overheid, het beleid of de processen aan te passen vanuit het belang voor de burger. Klachtencommissies, bezwaar- en beroepscommissies hebben deze bevoegdheid vaak niet.

 

Participatie-spagaat: zorg voor de ander of broodroof?

Afgelopen woensdag 2 juli 2014 vond in de Weerd in Arnhem een tweede participatiedebat plaats. Zorgbelang was met de andere partners uit ‘in de Weerd’ medeorganisator van dit debat.  In het debat stond de rol van met name de vrijwilligers die participeren centraal: wat vinden zij van belang, wat hebben zij nodig om te kunnen participeren?

Veel voorbeelden van hoe in Arnhem mensen vanuit hun eigen kracht een vrijwillige bijdrage aan de samenleving leveren, kwamen onder de perfecte leiding van Angelique Krüger  aan bod. Zo waren er voorbeelden op het gebied van wijkbeheer (o.a. groen) of zorg en ondersteuning van anderen. De kern van de vraag van de vele vrijwilligers was eigenlijk simpel: Maak vrijwilligerswerk aantrekkelijk en laat het aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van mensen:
– Sluit aan bij de kwaliteiten van mensen zelf en ontwikkel die verder zodat mensen vooruit komen, bijvoorbeeld om op termijn weer een baan te kunnen vinden.
– Geef mensen de ruimte en ondersteun (bijvoorbeeld als gemeente of als instelling) met hulpmiddelen en een beetje geld.  Zo weigerde de gemeente schoppen ter beschikking te stellen (‘schept precedenten’) voor boomonderhoud. Uiteraard zegde de wethouder toe dit probleem snel op te lossen.
– Neem belemmeringen weg in regeltjes zoals het UWV of gemeenten die hanteren.  Zo weigert het UWV toestemming voor vrijwilligerswerk bij RTV Arnhem, want dat werk zou ook door een betaalde medewerker gedaan kunnen worden (als RTV Arnhem geld daarvoor zou hebben…. u begrijpt het al).

Al deze positieve ervaringen riepen bij een aantal aanwezigen ook vragen op: kan of moet al dit vrijwilligerswerk niet gedaan worden door betaalde krachten? Zo werden vrijwillige klussendiensten gezien als een bedreiging van kleine aannemers of klussenbedrijven en werden zorgende hulp van buren of vrijwilligers voor ouderen gezien als een bedreiging van betaalde thuiszorg. Als je er op deze manier naar kijkt, dan komen we met elkaar in een soort van ‘participatie-spagaat‘: wat de een met veel energie en goede wil doet voor de ander, berooft weer een ander van zijn brood. Maar is dit wel zo?

Mij verwondert deze vraag toch wel een beetje: mij heeft nog nooit iemand van broodroof beschuldigd als ik mijn eigen fiets repareer of bij mijn ouders een klusje opknap. Ik heb in mijn leven heel wat huizen van vrienden en familie geschilderd, inboedels verhuisd of het een en ander gerepareerd. Bouwmarkten hebben aan mij een goede klant. Mag ik dat nu niet meer doen omdat ik daarmee een vriend met een klussenbedrijf van zijn broodwinning beroof?
Ik geloof heilig in een samenleving waar mensen veel voor elkaar doen. Alles verplicht betaald laten doen kan gewoon weg niet werken zolang niet iedereen voldoende geld heeft om aan al zijn of haar levensbehoeften te voldoen. En nog los van het hebben van geld: zelfredzaamheid en zorg voor elkaar op velerlei terreinen, is toch ook de basis waarop een samenleving drijft.

Daarnaast heeft vrijwilligerswerk in een aantal gevallen een belangrijke extra component die bij professioneel werk vaak niet aanwezig is: een aantal vrijwilligers heeft een ervaringsdeskundigheid die effectiever kan zijn dan professionele kennis. Soms is het gewoonweg vanuit de kwaliteit van de zorg voor anderen noodzakelijk deze vrijwilliger ervaringsdeskundigheid te organiseren. In een aantal gevallen wordt het zelf steeds gebruikelijker deze ervaringsdeskundigen ook professioneel te gaan betalen voor hun ‘onbetaalbare’ inzet, omdat deze zeer effectief kan zijn.

Naar mijn mening is er altijd een natuurlijk moment waarop vrijwillige inzet over gaat in professionele ondersteuning (op welk vlak dan ook). Wanneer de ondersteuning qua omvang te groot wordt; wanneer continuïteit noodzakelijk is maar niet meer door vrijwilligerswerk gegarandeerd kan worden; of wanneer kwaliteiten noodzakelijk zijn die niet door een vrijwilliger geleverd kunnen worden. Op enig moment is het gewoon niet meer mogelijk alle problemen volledig vrijwillig op te lossen. Hoewel Nederland met Noorwegen en de VS behoort tot de landen waarin het meeste aan vrijwilligerswerk en mantelzorg wordt gedaan, is hieraan ook een grens. En voor elke situatie en elke vrijwilliger ligt deze grens weer anders: de ene vrijwilliger kan meer dan de andere of heeft meer tijd dan een ander. Maar er is altijd een grens en die hoef je niet met regels vast te leggen: dat regelt zich vanzelf.

Er is echter wel een situatie waarin de overheid grenzen kan overtreden door georganiseerd vrijwilligerswerk ‘op te rekken’ op zo’n manier dat het initiatief niet meer bij mensen zelf ligt. Wanneer de overheid (direct of indirect) ‘vrijwilligerswerk’  grootschalig gaat organiseren met bijvoorbeeld een uitkering als vaste financiering, dan heeft dat weinig meer met de vrijwillige kracht vanuit de samenleving te maken.
Er is dus niets mis met het ruimte geven aan vrijwilligers met een uitkering, er is ook niets mis met het prikkelen van mensen met een uitkering om actief te worden, zeker als dat gericht is op arbeidsparticipatie of het verbeteren van het persoonlijk welbevinden van mensen. Maar het grootschalig en door de overheid direct of indirect georganiseerd inzetten van ‘vrijwilligers’ bij het ‘oplossen’ van maatschappelijke problemen, heeft in mijn ogen niets met vrijwillig maatschappelijk initiatief te maken en kan dan tot verdringing van betaald werk leiden. Het lijkt me dus van groot belang dat de overheid haar eigen activiteiten op dit vlak toetst aan de vraag waar het initiatief ligt bij burgers of bij de overheid. In dat laatste geval dient de overheid zich natuurlijk terug te trekken en het initiatief aan anderen over te laten. Op die manier kunnen we met elkaar heel eenvoudig een ‘participatie-spagaat’ vermijden!