Vertrouwenswerk Zorg en Dwang wordt onafhankelijk

Vanaf 2020 zal in het kader van de nieuwe wet Zorg en Dwang, het vertrouwenswerk op een nieuwe manier worden georganiseerd De CliëntVertrouwensPersoon (CVP) wordt onafhankelijk, los van instellingen die zorg onder dwang mogen uitvoeren. Het gaat met name om Psychogeriatrie en Verstandelijk Gehandicaptenzorg.  Voor zorg onder dwang in de GGZ gaat straks de wet verplichte GGZ gelden en in de GGZ is de PatiëntVertrouwensPersoon (PVP) actief.

Zorgbelang werkt samen met andere partijen aan het vorm geven van de nieuwe CVP. Samen met hen bespreken we o.a. de volgende aspecten

  • Voor wie is de CVP?
    • Zorgbelang gaat er van uit dat iedereen die in een instelling te maken kan krijgen met Zorg en Dwang, de CVP kan benaderen / door de CVP benaderd wordt.
    • In onze ogen is een CVP actief aanwezig: mensen kennen zo veel mogelijk de CVP al voordat er sprake is van zorg en dwang.
    • De onderwerpen waar mensen (cliënten / familie) over praten met de CVP (in ondersteund worden door de CVP) gaan over het gehele levensdomein van cliënten en niet alleen over het zorg en dwang aspect.
  • Keuzevrijheid voor cliënten en vertegenwoordigers
    • Zorgbelang hecht er aan dat mensen de keuze hebben uit een CVP. Echter net als in de jeugdzorg is het vanwege de kosten de vraag of je in een instelling meerdere CVP’s zichtbaar aanwezig kunt laten zijn. In onze ogen is het een optie om in elk geval 1 CvP in een instelling zichtbaar aanwezig te laten zijn, maar dat cliënten weten (via een folder, website, door de CVP zelf etc.), dat er in de regio meerdere CVP’s werkzaam zijn, waar men ook naar toe kan. Als je bijvoorbeeld geen ‘klik’ hebt met de ‘vaste’ CVP.
    • Als er rondom een cliënt zowel een vraag is vanuit de familie als vanuit de cliënt, dan moet zowel de cliënt als de familie voor een eigen CvP kunnen kiezen. Dat hoeft niet als beiden het goed vinden het samen met dezelfde CvP te doen.
    • Voor ons is het geen ‘must’ dat een cliënt uit meerdere organisaties kan kiezen. Voor de cliënten speelt dit meestal geen rol.
  • Continuïteit relatie cliënt en CVP
    • Het is van belang meerjarenafspraken te maken met CVP organisaties, zodat CVP’s langdurig beschikbaar zijn.
    • Als iemand verhuist naar een andere instelling, heeft de cliënt het recht de CVP in eerste instantie aan te houden. Vanwege de bereikbaarheid en de kwaliteit (kennis van een instelling / omgeving) is het wel slim met de cliënt te zoeken naar overdracht naar een meer nabije CvP als instellingen ver uit elkaar liggen.
    • Er moet sprake zijn van één landelijk cliënt-volg / registratie / signaleringssysteem. Dat maakt eventuele overdracht (als die door de cliënt gewenst wordt / door bijvoorbeeld vertrek van de CVP toch noodzakelijk is geworden) eenvoudiger.
  • Samenloop met de Onafhankelijke Cliëntondersteuner (OCO) Wlz, klachtenfunctionaris, e.a.
    • De OCO WLZ is gespecialiseerd in ondersteuning van alle WLZ cliënten als het gaat om rechten en plichten, toegang, kwaliteit van zorg (ondersteuning bij pakketkeuze, zorgplan,  klachten etc.) en financiering daarvan (ook eigen bijdragen etc.).
    • Op een deelgebied (met name kwaliteit, bijvoorbeeld klachten, zorgplan) is de CVP ook actief. De CVP moet in onze ogen de cliënt / familie wijzen op de mogelijkheden van de OCO WLZ. De CVP kan aangeven welk deel hij / zij als CvP ook kan doen. Een cliënt (of diens familie) moet zelf kiezen of ondersteuning door CvP gewenst is (blijft) of liever (al dan niet aanvullend) de dienstverlening door een OCO WLZ. Hetzelfde geldt in onze ogen voor klachtenfunctionaris.

In 2018 maken verschillende ‘veldpartijen’ afspraken over de verder invulling van de CVP in het kader van de wet Zorg en Dwang. 2019 wordt een overgangsjaar waarin voorbereidingen worden getroffen zodat in 2020 de CVP Zorg en Dwang in de nieuwe onafhankelijke rol (en in veel meer instellingen) zijn of haar werk kan gaan doen. Hiermee is dan de positie van cliënten die met zorg onder dwang te maken hebben, beter gewaarborgd.

 

 

Keuzevrijheid in de langdurige zorg: kiezen of delen!

Afgelopen week heeft de rechter in Arnhem  uitspraak gedaan in een zaak van gezinshuizen en ouders van cliënten van De Karmel tegen deze zorgorganisatie. De gezinshuizen en ouders van cliënten zijn van mening dat zij te weinig middelen krijgen van De Karmel als hoofdaannemer, om goede zorg te kunnen verlenen. De gezinshuizen en ouders vroegen om ontbinding van de overeenkomst met de Karmel, zodat zij zelfstandig de zorg voor hun cliënten kunnen voortzetten. (Zie de complete uitspraak.).

De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen de gezinshuizen en de Karmel niet direct hoeft te worden ontbonden. De rechter stelt daarmee de zakelijke overeenkomst tussen De Karmel en de gezinshuizen (het relatiebeding) boven de keuzevrijheid van ouders en cliënten. Dit recht is vastgelegd in de nieuwe Wet Langdurige Zorg (Wlz). De rechter gaat in mijn ogen hiermee voorbij aan het feit dat zorg niet alleen een economisch goed is, maar een persoonlijke relatie tussen cliënten en zorgverleners. Zowel cliënten als zorgverleners willen samen verder met de zorg, maar niet in een ‘dwangconstructie’ met de Karmel. De rechter is van oordeel dat de ouders en cliënten vrij zijn om ergens anders zorg te zoeken, maar dat mag niet buiten De Karmel om bij de huidige gezinshuizen. De gezinshuizen waar hun kinderen nu verblijven moeten nu noodgedwongen in het Karmel verband blijven totdat over een half jaar het relatiebeding afloopt en dan mogen deze gezinshuizen zich vanwege een concurrentiebeding zich niet opnieuw in dezelfde regio vestigen.

De rechter heeft het economisch belang van De Karmel gesteld boven het recht op keuzevrijheid van cliënten om zelf een relatie aan te gaan met zorgaanbieders van hun eigen keuze. Ik ben het met de rechter eens dat recht gedaan moet worden aan de economische belangen van de Karmel, echter alleen voor zo ver dat redelijk is. En dat is nog helemaal niet duidelijk: de rechtbank heeft in deze zaak helemaal geen onderzoek gedaan naar de vraag of de ouders, cliënten en gezinshuizen een terecht verwijt maken naar De Karmel dat ze te weinig geld krijgen voor de ‘echte’ zorg en dat er te veel geld naar ‘overhead’  gaat. Het kan dus zijn dat gezinshuizen, ouders en cliënten terecht uit de samenwerking met De Karmel willen stappen, omdat de Karmel zijn zorgplicht verwaarloost. Maar zeker is dat niet, want dat moet nog onderzocht worden.

De zaak is daarmee in mijn ogen dus nog niet klaar. Het zorgkantoor (dat de WLZ zorg voor de cliënten van de gezinshuizen financiert) moet nu onderzoeken of het verwijt van ouders, cliënten en gezinshuizen terecht is. In elk geval zal het zorgkantoor moeten zorgen dat de cliënten de zorg krijgen waar zij volgens de WLZ recht op hebben. Zij ervaren nu dat ze die juiste zorg niet krijgen en denken dat dit ligt aan de financiering van de gezinshuizen door De Karmel. Het zorgkantoor is de financier van De Karmel en moet nagaan of de Karmel zijn afspraken nakomt. Als dit onderzoek uitwijst dat dit niet het geval is (de ouders en cliënten en gezinshuizen hebben gelijk) dan dienen de overeenkomsten met De Karmel ontbonden te worden. In dat geval kan De Karmel zich niet meer beroepen op het relatiebeding met de gezinshuizen omdat zij zelf hun verplichtingen naar de gezinshuizen niet meer na kunnen komen.

Ook als dit onderzoek niet duidelijk kan maken dat De Karmel zijn verplichtingen naar de gezinshuizen toe niet war maakt, dan is nog de vraag of cliënten toch niet voor hun ‘eigen’ gezinsouders zouden moeten kunnen kiezen. In dat geval is het in mijn ogen wel redelijk dat De Karmel een schadevergoeding zou krijgen (als het verwijt niet terecht is), maar dan nog zouden ouders, cliënten en gezinshuizen niet aan een ‘wurgcontract’ gebonden moeten zijn. Iedereen moet vrij zijn de zorg te kiezen die hij wil, mits deze zorg van goede kwaliteit is. Keuzevrijheid van cliënten moet boven economische bedingen gaan!

Ik pleit er dus voor dat het zorgkantoor samen met de betreffende gemeenten er voor zorgen dat de ouders en cliënten hun recht op keuzevrijheid krijgen en zij goede zorg krijgen bij zorgaanbieders van hun eigen keuze. Deze zaak is wat mij betreft dan ook een test voor de nieuwe WLZ: wordt het recht op keuzevrijheid ook echt waargemaakt in de praktijk? Het is dus kiezen of delen. Ik plei uitdrukkelijk voor kiezen voor keuzevrijheid van cliënten!

Zorgbelang Gelderland heeft als onafhankelijke cliëntondersteuner / vertrouwenspersoon de ouders en cliënten ondersteund bij het verwoorden van hun vragen en klachten richting De Karmel.

Cliënten betrekken bij beleid, hoe doe je dat eigenlijk?

Door Antoinette Meys en Stef Harweg

Als we kijken naar de grote transformaties in de zorg kunnen we zeggen dat de betrokkenheid van de cliënt daarbij steeds meer aandacht krijgt. Als we hierbij inzoomen op de Langdurige zorg blijkt uit een BMC rapport (Rapport dialoogmodel zorginkoop Wlz )dat er grote bereidheid bij zorgkantoren en zorgaanbieders is om cliënten een duidelijkere rol te geven in de dialoog over de zorginkoop. Doel hierbij is te komen tot een betere prijs kwaliteit verhouding en meer eigenaarschap onder cliënten bij inkoop van zorg.

Dat klinkt goed, maar wat heeft de cliënt zelf nodig om op een gelijkwaardige wijze gesprekspartner te kunnen zijn in deze dialoog tussen zorgkantoren, zorgaanbieders en cliënten?

De inzet van de methodiek ‘Denken, Delen, Doen!’ met diverse betrokkenen uit de Langdurige zorg tijdens een Zorgbelang symposium op 11 maart 2016, leidde tot enkele duidelijke antwoorden op deze vraag. Dit is wat cliënten nodig hebben:

  • Inzicht in inkoopproces en kwaliteitscyclus.
  • Input van de achterban.
  • Zicht op financiële stromen.

‘Denken, Delen , Doen’ is één van de 23 participatiemethodieken die Zorgbelang Gelderland/Utrecht inzet. Alle participatiemethodieken kenmerken zich door de inzet en participatie van cliënten.

Met ‘Denken, Delen, Doen!’ kun je een diverse groep op een gelijkwaardige manier, gestructureerd laten brainstormen. Er is sprake van een actieve deelname. Het levert in korte tijd bruikbare input én draagvlak op. Aan de hand van een gezamenlijk geformuleerde focusvraag (kernvraag) wordt op een interactieve manier naar gezamenlijke antwoorden gezocht. Die antwoorden zijn vervolgens de leidraad om te komen tot concrete afspraken.

Naast zorginkoop zijn er nog vele thema’s te bedenken waarbij de mening en ervaring van de cliënt gebruikt kan worden bij ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid op deze thema’s.

Zo voert Zorgbelang een tweejarig programma uit bij St. De Lichtenvoorde waarbij zeven beleidsthema’s belicht worden via de inzet van evenzovele participatiemethodieken.

  • Via de Zorgplantoetsing is bekeken of de cliënt eigenaar is van zijn eigen zorgplan. Middels inzien van zorgplannen en het interviewen van cliënten en verwanten is een eindrapport met aanbevelingen opgemaakt.
  • Via ’Hoor mij nou’ zijn individuele interviews gehouden met cliënten over hun woonwensen in de toekomst. Deze zijn gebundeld in een boekje en de uitkomsten zijn met verwanten en medewerkers van De Lichtenvoorde in een grotere bijeenkomst besproken.
  • Het spel ’Doe je mee’ is gespeeld om het beleid van De Lichtenvoorde betreffende seksualiteit bespreekbaar te maken. Onderdeel hiervan is dat vanuit de cliënt ervaringen en suggesties gedaan worden ter verbetering van de uitvoering van dit beleid.

Zie ook: http://www.zorgbelanggelderland.nl/ons-werk/clientenparticipatie-methodieken/

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Stef Harweg (026-384 28 21 / stefharweg@zorgbelanggelderland.nl) of Antoinette Meys (026- 384 28 52 antoinettemeys@zorgbelanggelderland.nl).

 

Moeilijk toegang tot nieuwe wet langdurige zorg ?

Voor onafhankelijke cliëntondersteuning ook in de langdurige zorg, zie www.adviespuntzorgbelang.nl logo_Zorgbelang_adviespunt

Voor de uitzending van kassa zie: www.kassa.vara.nl

Vanaf 1 januari 2015 is er een nieuwe wet voor langdurige zorg: de Wlz. Deze vervangt de oude Awbz en het is de bedoeling van de Tweede Kamer en de Minister geweest om de langdurige zorg alleen toegankelijk te maken voor mensen die dat echt nodig hebben.

Op dit moment is er tot 1 januari 2017 sprake van een overgangssituatie: ongeveer 14.000 mensen die nog (‘oude’) AWBZ zorg hebben, worden opnieuw beoordeeld: krijgen ze ‘nieuwe’ Wlz zorg of krijgen ze zorg via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?

Een ‘gewoon’ leven leiden met zware beperkingen….

In de uitzending van Kassa van vanavond 5 maart 2016, is te zien dat Sander Hilberink, met een zware beperking, een leven leidt als onderzoeker en docent. Om dat leven te kunnen leiden heeft Sander nu nog een PGB waarmee hij zelf flexibel zijn zorg regelt. Dat is zowel hulp bij het huishouden en dagelijkse activiteiten, als lichamelijke verzorging. De hulp is (als het nodig is) snel bij hem, ook ‘s nachts. Omdat Sander niet altijd acuut zorg nodig heeft en omdat hij zelf goed de regie over zijn leven kan voeren, krijgt hij – zoals het er nu uit ziet – geen langdurige zorg meer. Hij verliest zijn recht op langdurige zorg en moet met de gemeente (Wmo) en de zorgverzekeraar (voor de wijkverpleging) periodiek in overleg of hij nog wel hulp nodig heeft om maatschappelijk te kunnen ‘meedoen’. Dit terwijl zijn handicap er echt nooit minder op zal worden. Hoe dat uitvalt, is afhankelijk van de gemeente en van de jaarlijkse budgetten en zorginkoop afspraken.

De ‘letter’ en de ‘geest’ van de wet

In mijn ogen doet deze herindicatie geen recht aan de ‘geest’ van de nieuwe wet langdurige zorg. Sander zou volgens mij gewoon levenslang recht op intensieve zorg moeten krijgen. Daarvoor is zijn situatie gewoon te onveranderlijk,  te zwaar en niet goed planbaar. Ik adviseer hem dan ook bezwaar aan te tekenen samen met de hulp van een goede onafhankelijke cliëntondersteuner (die Zorgbelang hem kan leveren) Ik acht de kans wel aanwezig dat zijn besluit herzien wordt. Het huidige besluit vind ik niet erg redelijk gezien zijn situatie. Ik denk dat Sander ook een beetje het slachtoffer van zijn eigen succes is geworden: doordat hij maatschappelijk zo succesvol is, is het moeilijk voor te stellen dat hij ook op (acute) momenten erg afhankelijk van zorg door anderen is. Bijvoorbeeld om hem te verschonen bij een ‘ongelukje’. Stelt u zich eens voor dat Sander tijdens een lezing een uurtje moet wachten totdat iemand hem helpt in dat geval? Om Sander op een waardige manier zijn leven te kunnen laten leiden, denk ik dat hij echt levenslang recht op langdurige zorg zou moeten krijgen. Zorg die flexibel is en dicht bij hem in de buurt.

Is Sander in de WLZ beter af dan in de Wmo ?

Sander is zeker beter af met langdurige zorg, als het gaat om levenslange zorggarantie. Hij heeft meer zekerheid en de zorg is overal in Nederland hetzelfde, waar hij ook gaat wonen. Hij is niet afhankelijk van de periodiek veranderende opvattingen van gemeenten en de budgetten die daar meer onder druk staan dan het landelijke Wlz budget.

Daarnaast heeft Sander in de WLZ maar met één loket te maken. In de Wmo (gemeente) en met lichamelijke verzorging (zorgverzekeraar) heeft hij met twee loketten te maken. En wat als die niet goed afstemmen? Daar hebben we als Zorgbelang genoeg voorbeelden van

In de WLZ kan de zorg echter ook minder zijn dan in de Wmo. Dat hangt erg van de gemeente af. Bij Zorgbelang zijn een aantal voorbeelden bekend waarin mensen in de Wlz minder zorg kregen, dan dat ze voorheen in de Wmo hadden.

Ook heeft Sander in de WLZ wel een hogere eigen bijdrage, dan als hij Wmo zorg en verzekerde zorg zou ontvangen. Dat zou redelijk zijn als Sander 90 was en zijn hele leven goed had verdiend. Maar Sander is begin 40 en hij heeft een goed salaris. Maar daarvan zal hij in de WLZ een flinke eigen bijdrage moeten betalen. Daardoor houdt hij voor zijn leven veel minder geld over dan zijn ‘gezonde’ collega’s. Ik denk niet dat hij op die manier – ondanks zijn inkomen – ooit een eigen huis kan kopen. Ik vraag mij af, of dat redelijk is en maatschappelijk wenselijk. Ik denk dan ook dat in de WLZ ten aanzien van eigen bijdragen, gekeken moet worden naar individuele omstandigheden.

PGB of Zorg in natura?

Krijgt Sander in de nieuwe Wlz dan weer een PGB, zoals hij nu ook heeft? Dat zal nog niet eenvoudig worden: je krijgt in de nieuwe Wlz in principe zorg in natura. Dat heeft de Tweede Kamer zo gewild, uit angst voor fraude. Als Sander kan aantonen dat Zorg in natura niet goed te regelen valt, bijvoorbeeld omdat hij het hele land door reist voor zijn werk, dan pas kan hij een PGB krijgen. Ik vindt overigens dat dit gewoon (net als vroeger) een basisrecht zou moeten zijn. Maar gezien de grote mate van flexibiliteit die Sander aan zorg nodig heeft, acht ik de kans wel redelijk aanwezig dat hij weer een PGB kan krijgen. Overigens is hij dan nog duurder uit, want een PGB levert minder (geld voor) zorg op, dan zorg in natura.

Verzoek aan de Tweede Kamer

Mijn verzoek aan de Tweede Kamer is om nog eens goed te kijken naar de regels voor deze groep mensen (zoals Sander) die met een ernstige beperking toch een zo normaal mogelijk leven willen leiden:

  • De toegang tot de Wlz moet beter voor hen;
  • Eigen bijdragen moeten zodanig zijn dat zij eenzelfde leven kunnen leiden als hun ‘gezonde’ collega’s;
  • En een PGB moet gewoon een basisrecht zijn, zodat mensen zoals Sander gemakkelijk hun hulp flexibel kunnen regelen.

‘Eigenaarschap’ in de (verpleeghuis) zorg?

Afgelopen week kon ik een concept beleidsnotitie over de kwaliteit van verpleeghuizen inzien. Een notitie in het kader van de taskforce ‘waardigheid en trots’. Ik kan hier niet ingaan op de inhoud van deze notitie, maar ik was onder de indruk van de  zorgvuldigheid en compleetheid waarmee nagedacht wordt over deze problematiek. de notitie riep echter een vraag bij mij op, die ik graag met een aantal cliënten en familieleden uit de verpleeghuiszorg zou willen uitwerken.

Mijn vraag is of cliënten en familie ‘consument’ van verpleeghuiszorg willen (en kunnen) zijn, of ‘eigenaar’ / (mede) bestuurder?

In de rol van zorgconsument ‘eisen’ wij als cliënt of familielid dat de instelling en de daar werkzame professionals goede kwaliteit van zorg leveren. Daaraan willen we door middel van een cliëntenraad of andere participatievormen (een spiegelgesprek, een enquête of een mystery-guest bezoek bijvoorbeeld) wel een bijdrage leveren. Maar het vormgeven en besturen van de zorg, laten we graag aan anderen / professionele bestuurders over.

In de zorg voor verstandelijk gehandicapten, maar ook in de GGZ zijn ervaringen met ‘zogeheten ‘ouderinitiatieven’ of cliëntinitiatieven. Cliënten of familieleden voeren dan zelf het bestuur van een instelling en nemen bijvoorbeeld zelf professionals aan. In de zorg voor ouderen die thuis willen blijven wonen of in gezamenlijke woonvormen, is de laatste jaren voorzichtig sprake van enkele zorgcoöperaties. Dit zijn allemaal verkenningen van vormen van ‘eigenaarschap’ in de zorg.

Mijn vraag is of deze vorm van ‘eigenaarschap’ van zorg ook in de verpleeghuiszorg mogelijk is? En of daar behoefte aan is? Of zijn verpleeghuiscliënten en hun familie te ‘kwetsbaar’ om zelf deze zorg te organiseren? Mijn idee is, dat dit mogelijk zou moeten zijn en dat dit ook nieuwe vormen van kwaliteit van zorg gaat opleveren. De eerder genoemde ouder- en cliënteninitiatieven hebben vaak impulsen gegeven voor andere zorg en een andere definitie van kwaliteit van zorg.

Wie goede voorbeelden kent van nieuwe vormen van ‘eigenaarschap’ in verpleeghuiszorg of hier verder als initiatiefnemer bij betrokken is, wil ik vragen mij een mailtje (ericverkaar@zorgbelanggelderland.nl) te sturen. Ik ga kijken of ik deze ervaringen kan bundelen en er lering uit kan trekken.

Versterk de positie van de cliënt in de langdurige zorg!

De afgelopen maanden is er veel publiciteit geweest over de langdurige zorg: denk aan de moeder van Staatssecretaris van Rijn, die niet goed verzorgd zorg worden in de instelling waar zij en haar man verblijven. Kort na dit incident verscheen een brief van dezelfde Staatssecretaris, waarin hij aangeeft op welke manier hij een verbetering van de kwaliteit van zorg in de langdurige zorg voor ogen ziet.

De staatsecretaris zet in op kwaliteitsverbetering door beter en meer toezicht; door veiligere zorg; door meer ruimte voor professionals; door meer openheid en transparantie; door meer betrokken bestuurders, maar vooral door een versteviging van de positie van de cliënt in de langdurige zorg.

Maar: hoe verstevig je nu de positie van de cliënt in de langdurige zorg? Daarover si de Staatssecretaris niet zo heel duidelijk. Als Zorgbelang hebben we daar wel ideeën over:

  • Op organisatieniveau: Verstevig de positie van de cliëntenraad en familieraad: zorg voor een echt instemmingsrecht, serieuze ondersteuning en een eigen wettelijk geborgd ondersteuningsbudget!
  • Op locaties en afdelingen: Werk samen met cliënten en familie aan een betere kwaliteit vanuit cliëntenperspectief op locaties en afdelingen: ga met elkaar in gesprek en gebruik daar verschillende leuke en leerzame methodieken voor!
  • Individueel:
    • Zorg voor betrokkenheid bij het zorgplan.
    • Leer van klachten: maak ze samen bespreekbaar en zoek samen naar oplossingen.
    • Maak (in beide gevallen) gebruik van de wettelijk geborgde onafhankelijke cliëntondersteuning!

Zorgbelang organisaties kunnen ondersteunen bij het versterken van de positie van de cliënt. Dat doen we samen met cliënten en familie. Individueel als onafhankelijk cliëntondersteuner. Maar ook gezamenlijk met cliëntenraden en groepen cliënten. In goed overleg met professionals en de instelling, soms wel eens confronterend en stelling nemend, als instellingen of professionals niet goed luisteren naar cliënten.

Kijk voor meer informatie op onze website!

Alle begin is moeilijk….?

Toen op 1 januari de Staatssecretaris en alle Nederlandse wethouders opstonden, ging gewoon de zon weer op. De transities van de Wmo, langdurige zorg, Jeugdwet en Participatiewet bleken geen ‘millenium-bug’ te bevatten….

Hoewel…?

  • Enkele dagen later bleek al dat de PGB overheveling naar de SvB, als onderdeel van deze transities, niet vlekkeloos verliep. Tot op de dag van vandaag hebben nog veel cliënten en hulpverleners daar veel last van. En volgens de laatste berichten gaat het ook nog wel even duren.
  • Hetzelfde geldt voor de declaratie van zorgkosten door zorgaanbieders bij gemeenten. Ook dat verloopt naar mijn informatie op heel veel plaatsten nog niet goed. Met noodmaatregelen worden problemen tijdelijk opgelost. Definitieve oplossingen zijn soms nog ver weg.

Dit zijn ‘slechts’ enkele ‘administratieve’ problemen, waarvan ik aanneem dat deze de komende maanden opgelost worden. Maar cliënten en hulpverleners hebben er veel last van en veel extra werk aan. Maar hoe staat het met de inhoudelijke problemen? Wat gaat er zorginhoudelijk  (nog) niet goed?

  • ‘Opstopping’ in de jeugdzorg en het CIZ?
    • Een aantal jeugdzorg organisaties meldt dat er tot wel tot 2/3 minder cliënten jeugdzorg komen. Vanuit wijkteams wordt gemeld dat het veel meer werk is dan verwacht, om te komen tot 1 plan rondom 1 gezin. Zijn er in Nederland vanaf 1 januari minder probleemsituaties die tot inzet van jeugdzorg leiden? Of worden de problemen vanaf 1 januari beter door mensen zelf, familie en de wijk opgepakt? Of duurt het gewoon langer voordat jongeren en hun ouders de juist zorg krijgen omdat ze als ‘casus’ verstopt zitten in de nieuwe ‘pijplijn’?
    • Instellingen voor langdurige zorg signaleren ten aanzien van CIZ indicaties eenzelfde trend: het zijn er minder en het duurt langer. Gaan gemeenten er voor zorgen dat minder zelfredzame ouderen goed langer thuis kunnen blijven wonen, of is het zo dat deze ouderen ‘van het kastje naar de muur’ worden gestuurd en niet de goede zorg ontvangen, of veel te laat?
  • Startproblemen sociale wijkteams: In veel gemeenten melden verschillende partijen dat de nieuw gevormde sociale wijkteams nog niet optimaal werken. Samenwerken is nieuw en lang niet altijd makkelijk in deze nieuw context. Daarnaast kost het meer tijd dan gedacht om tot goede integrale analyses en probleemaanpakken te komen, bijvoorbeeld in gezinnen met kinderen (één gezin, één plan), maar ook voor ouderen die langer thuis willen blijven wonen.
  • Meer druk op huisartsen: In een regio hebben de huisartsen aan de bel getrokken: ze krijgen ineens meer mensen in de spreekkamer en de consulten duren langer. Mensen weten zelf niet waar ze voor hun zorg naar toe moeten en huisartsen weten dat ook niet, omdat gemeenten het vaak zelf ook nog niet goed weten.
  • Te veel digitaal. Veel gemeenten hebben hun heil gezocht in digitale loketten als een soort van voorliggende voorziening. Dit om kosten te besparen. Maar veel mensen kunnen daar niet goed mee uit de voeten. Huisartsen merken dat in hun spreekkamer, want zij spreken wel gewoon met mensen.
  • De weg kwijt?  Hoewel er nog geen goed beeld te geven is, komen op verschillende plaatsen bij cliëntenorganisaties signalen binnen dat in sommige gemeenten, mensen het moeilijk vinden de juiste weg te vinden. De onafhankelijke cliëntondersteuning is bij veel mensen niet bekend om hierin bijgestaan te worden.
  • Afstemming niet altijd optimaal? Omdat er echt sprake is van een nieuwe inrichting van het zorgveld, moeten hulpverleners en hun organisaties ook opnieuw de weg zoeken. Ook moeten ze hun sociale kaart opnieuw leren kennen: wie doet nu wat, wanneer en waar?
  • Late inrichting? Gemeenten hebben nog lang niet alle onderdelen van de nieuwe Wmo goed ingericht. De onafhankelijke cliëntondersteuning is bijvoorbeeld nog niet altijd goed (volledig) geregeld. De VNG komt hierover binnenkort (enkele maanden na invoering van de Wmo) met een advies. De Zorgverzekeraars hebben de onafhankelijke cliëntondersteuning in de langdurige zorg pas vanaf 1 maart goed operationeel geregeld. Nu moeten cliënten nog weten dat ze hier ondersteund kunnen worden.

Laten we er voor zorgen dat deze hier gesignaleerde problemen, aanloopproblemen zijn. Het platform zelfredzaam Rivierenland gaat bijvoorbeeld een eigen inventarisatie doen om meer inzicht in deze knelpunten te krijgen en er een oplossing voor te bedenken. Dat lijkt me een goed plan voor andere regio’s!

Zorgakkoord, zorg of zegen?

Gisteren (17 april 2014)  is bekend geworden dat het kabinet met de constructieve coalitie een zorgakkoord heeft gesloten dat de ‘pijn’ in de langdurige zorg moet verzachten. Tegelijkertijd  wordt de vrije artsenkeuze ingeperkt doordat patiënten met een zogeheten ‘naturapolis’ alleen nog behandelingen van door zorgverzekeraars gecontracteerde artsen vergoed krijgen.

Zachte landing transitie landurige zorg?
Op zich is het natuurlijk mooi dat de bezuinigingen in de langdurige zorg worden verzacht. Maar het is nog volstrekt onduidelijk wat die verzachting nu precies gaat betekenen en wat de echte overblijvende pijn zal worden.
Als samenleving hebben we via de politiek besloten dat wij minder middelen aan de langdurige zorg willen besteden. We zijn in Europa ook een van de duurste landen op dit gebied. Maar daar krijgen we wel wat voor terug: een zorg op een niveau waar we aan gewend zijn en die we zelfs nu nog lang niet altijd van voldoende kwaliteit vinden. Maar geld en kwaliteit zijn niet altijd rechtstreeks met elkaar verbonden. Iedereen in de zorg is van mening dat het ook mogelijk moet zijn met (wat) minder middelen toch goede kwaliteit van zorg te bieden. En mensen willen ook best nadenken over wat ze zelf (of voor familie, vrienden, buren) mee kunnen doen. De grote uitdaging is echter dat samen met elkaar (opnieuw) vorm te geven.

En daar wordt het ingewikkeld. Tijdens een interessante ‘zwartdenksessie’ (gisteren, georganiseerd door het Minsterie van VWS) gaven veel aanwezigen (die goed zicht hebben op de besturing van de langdurige zorg) aan zich zorgen te maken over de vraag of alle partijen wel optimaal samen (op korte termijn) invulling kunnen geven aan een ‘getransformeerde’ zorg met minder middelen. Iedere partij in de zorg handelt misschien wel te veel vanuit het eigen korte termijnperspectief en te weinig uit het langetermijnperspectief van de samenleving als geheel en patiënten in het bijzonder. Want: als we met elkaar vinden dat de langduirge zorg met minder middelen ook goed vorm gegeven kan worden, dan moet iedereen zeker iets inleveren. Mie wie levert nu wat in en wie bepaalt dat? Dat is het dillemma waarin alle zorgbestuurders (instellingen, zorgkantoren, gemeenten, VWS) met elkaar op dit moment gevangen zitten.

Tegelijkertijd is iedereen het er over eens dat het uitstellen van de bezuinigingen en inhoudelijke transformatie de problemen alleen maar vergroot: iedereen heeft behoefte aan duidelijke kaders op korte termijn. het is met name aan de landelijke politiek die (financiële en inhoudelijke kaders nu snel te stellen. De lokale en regionale politiek moet snel samen met zorgaanbieders en zorgkantoren deze landelijke kaders omzetten in een conctreet ander zorgaanbod.

Voor cliënten moet snel duidelijk worden wat de daadwerkelijke ‘pijn’ van ded veranderingen en bezuinigingen voor hen gaat worden. Met name de politiek moet daar volstrekt eerlijk over communiceren en niet verhullen dat deze bezuinigingen en veranderingen ook echt gevoled gaan worden. Op welke manier dat weten we nog steeds niet omdat de partijen in het veld deze bezuinigingen en veranderingen nog niet concreet genoeg hebben uitgewerkt. Dat moet dus snel gebeuren!

Al bij al wordt het hoog tijd dat alle partijen in de zorg, met de landelijke en lokale politiek voorop duidelijkheid gaan verschaffen aan cliënten: wat wordt de pijn die ze gaan voelen (welke zorg minder) en wat moeten ze zelf (of hun familie, buren, vrienden) meer zelf gaan doen?

Zorg is voor mensen maar ook door mensen. Bezuinigingen van 20 procent of meer op sommige terreinen, gaat ook leiden tot veel ontslagen. Mensen die op een andere manier ook weer veel geld gaan kosten (uitkeringen, ontslagvergoedingen). Deze mensen zullen ook heel veel persoonlijk leed gaan ervaren. Ook hierover dient de prolitiek volstrekt helder te zijn.  En in een tijd met al ongeveer 700.000 werkelozen ligt voor hen niet op korte termijn nieuw werk te wachten.

Gedwongen winkelnering bij door zorgverzekeraar aangewezen artsen?
Een tweede element van het gisteren gesloten zorgakkkoord is het feit dat verzekerden met een naturapolis (die goodkoper is dan een zogeheten ‘restitutiepolis’) niet langer naar een arts van hun eigen keuze kunnen gaan. Of dit voor mensen veel gaat betekenen zal sterk afhangen van de vraag op welke wijze verzekeraars hier invulling aan gaan geven.

Als zorgverzekeraars per regio een ruim aantal artsen en behandelaars contracteren, zal het probleem niet zo groot zijn. Als verzekeraars echter per regio slechts enkele artsen of behandelaars contracteren voor bijvoorbeeld een specifieke aandoening, dan heb je als verzekerde weinig meer te kiezen. Dat betekent dat artsen lokale of zelfs regionale ‘monopolies’ gaan krijgen en ik vraag mij af of de kwaliteit van de zorg dara nu beter van wordt. Tot nu toe heeft juist deze liberale Minister altijd gewezen op de kwaliteitsprikkel die van concurrentie in de zorg zou uitgaan. Blijkbaar denkt zij nu ineens heel anders hierover?

Elk redelijk denkend mens is het er over eens dat bewezen slechte kwaliteit en te hoge kosten reden kunnen zijn om als verzkeeraar geen contract af te sluiten met een arts of behandelaar. Als verzekeraars transparant maken onder werlke kwaliteitsvoorwaarden en onder welke prijscondities zij artsen en behandelaren zullen contracteren (en dat ook doen als een arts of behandelaar aan de gestelde criteria voldoet) dan zal er de komende jaren weinig aan de hand zijn. Als verzekeraars vooral op hoog volume en lage prijs bij slechts enkele artsen / behandelaren / organisaties gaan inkopen, dan kan er de komende jaren veel verlies aan kwaliteut gaan ontstaan.
Ook hier is het dus van groot belang dat de overheid en zorgverzekeraars samen met patiëntenorganisaties snel duidelijke afspraken gaan maken over hoe aan dit onderdeel van het zorgaakkoord invulling wordt gegeven.

 

 

 

Naar één vertrouwenspersoon functie voor het hele sociale domein?

Momenteel werk ik samen met een aantal organisaties aan vernieuwingen op het gebied van de vertrouwenspersoonfunctie:

Jeugdwet verplicht de vertrouwenspersoon
De nieuwe jeugdwet zorgt er voor dat net als nu het geval is) ook na de transitie jeugdzorg, jongeren en ouders of familieleden het recht hebben op een vertrouwenspersoon. Ook in de GGZ en onder de wet dwang en drang hebben cliënten of hun relaties hier recht op.

  • Een vertrouwenspersoon: ondersteunt bij het omgaan (‘coping’) met door cliënten of hun relaties ervaren problemen in de zorg; bij het bespreekbaar maken bij zorgverleners van deze problemen en bij het streven naar oplossingen daarvan. Daarnaast ondersteunt de vertrouwenspersoon bij het handhaven van hun cliëntenrechten, indien daar door zorgverleners geen recht aan wordt gedaan.
  • Daar waar cliënten niet zelf in staat zijn hum problemen op te lossen en daar waar sprake is van meerdere vergelijkbare problemen van meerdere cliënten in een instelling, treden de vertrouwensorganisaties in contact met de instelling. Met medewerkers, leidinggevenden of bestuurders (afhankelijk van de problematiek) wordt besproken welke problemen zich met welke frequentie voordoen in de ogen van cliënten en op welke wijze een instelling individuele of vaker voorkomende problemen op zou kunnen lossen.
  • Alle vertrouwenspersoon organisaties richten zich daarnaast op beleidsmakers en financiers van zorg om vaker voorkomende problemen via nieuw of aangepast beleid, tot een oplossing te brengen. Dat doen ze door middel van lobby, zowel landelijk als lokaal, vaak samen met cliënten(organisaties).

Organisatie vertrouwenswerk naar gemeenten?
De vertrouwenspersonen worden nu vooral landelijk of provinciaal gefinancierd. In principe gaan gemeenten vanaf 1 januari 2015 deze financiering overnemen. De komende maanden moet de VNG als vereniging van Nederlandse gemeenten gaan beslissen hoe ze dat gaan organiseren. Omdat het om een zeer kleine functie in de jeugdzorg gaat, ligt er een advies van een VNG commissie om deze functie landelijk te gaan financieren.

Op weg naar één vertrouwenspersoon voor de hele zorg?
Nu zijn er verschillende soorten vertrouwenspersonen voor verschillende sectoren: de jeugdzorg, de GGZ en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (VG). Zorgbelang organisaties zorgen samen met het AKJ  voor de vertrouwenspersoon in de jeugdzorg. Momenteel overleggen we samen met AKJ druk met andere organisaties van vertrouwenspersonen (PvP en LsfvP in de GGZ, LSR en de CVP in de VG) over nauwe samenwerking: het zou in mijn ogen heel mooi zijn als je als Nederlandse cliënt in heel Nederland op één soort vertrouwenspersoon een beroep kunt doen, ongeacht of je nu thuis woont of in een instelling; ongeacht welke zorg je nodig hebt en ongeacht waar je woont. Als cliënt of als ouder zou je niet moeten hoeven uitzoeken welke vertrouwenspersoon nu precies bij jouw soort zorg hoort. Het vertrouwenswerk is in essentie voor iedereen min of meer gelijk.

Maar natuurlijk moet die vertrouwenspersoon wel heel dichtbij zijn: bekend met jouw omgeving (woonplaats) en zorg.  Alle genoemde vertrouwenspersoon organisaties zijn met elkaar in gesprek om te kijken of en hoe we achter één soort van (virtuele) voordeur, één loket van één soort vertrouwenspersoon kunnen maken. Samen zouden weer voor kunnen zorgen dat je altijd de bij jouw probleem passende vertrouwenspersoon krijgt, dicht bij waar je (al dan niet tijdelijk) woont. Samen kunnen deze organisaties ook zorgen voor een goede kwaliteit die over het hele land hetzelfde is. Gezien de verschillen tussen de genoemde organisaties zal het nog een hele klus zijn er voor te zorgen dat dat ene (virtuele) loket van de vertrouwenspersoon voor de hele zorg er voor 1 januari 2015 komt. Ik hoop dat we er in gaan slagen en werk er hard aan.

Vertrouwenswerk in hele sociale domein?
In een aantal wetten / sectoren is een verplichting voor vertrouwenswerk  opgenomen. Voor de nieuwe Wmo en een deel van de nieuwe wet LIZ (Langdurig Intensieve Zorg, het toekomstige overblijfsel van de huidige Awbz) zal dat niet gelden naar verwachting. Toch zijn er gemeenten die het belang van de vertrouwenspersoon voor cliënten ook in het kader van deze nieuwe wetten wel zien. Ze spreken dan van een vertrouwenspersoon voor het gehele sociale domein. Als Zorgbelang Gelderland zijn we met enkele gemeenten in gesprek om in 2014 enkele pilots op dit gebied op te zetten: wij denken dat ook Wmo cliënten of ouderen in een verzorgingshuis behoefte aan vertrouwenswerk kunnen hebben. Als het ons lukt deze pilots te financieren, kunnen we onderzoeken of dat ook werkelijk zo is en wat dat voor deze mensen betekent: welke problemen lost het voor hen op? En: leidt het ook op deze terreinen sneller tot beter zorg, als die niet (helemaal) in orde of op maat is?

Ik hoop dat we de komende maanden met de genoemde organisaties grote stappen in de samenwerking kunnen zetten en dat we medio 2014 weten of een brede vertrouwensfunctie voor het sociale domein wenselijk en haalbaar is.