CO: aandacht voor Onafhankelijke Cliëntondersteuning

De weg vinden in de zorg is erg ingewikkeld. Ook voor zorgprofessionals, maar zeker voor cliënten, patiënten en familie. Sinds 2015 biedt zowel de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als de Wet langdurige zorg (Wlz) de mogelijkheid om bij deze zoektocht ondersteund te worden: onafhankelijke cliëntondersteuning. Maar wat blijkt: ook deze vorm van ondersteuning is niet makkelijk te vinden. Veel mensen weten nog steeds niet wat het is en dat het er is.

Vijf jaar na de invoering van deze voor mensen erg belangrijke ondersteuning, start een campagne van organisaties voor Cliëntondersteuning, De zorgkantoren en de VNG om meer bekendheid te geven aan deze wegwijzers in de zorg: CO. Wil je meer weten over Cliëntondersteuning? Ga dan naar de website www.clientondersteuning,co.nl . 

Voor meer informatie, zie het persbericht  van de samenwerkende partijen.

Keuzevrijheid in de langdurige zorg: kiezen of delen!

Afgelopen week heeft de rechter in Arnhem  uitspraak gedaan in een zaak van gezinshuizen en ouders van cliënten van De Karmel tegen deze zorgorganisatie. De gezinshuizen en ouders van cliënten zijn van mening dat zij te weinig middelen krijgen van De Karmel als hoofdaannemer, om goede zorg te kunnen verlenen. De gezinshuizen en ouders vroegen om ontbinding van de overeenkomst met de Karmel, zodat zij zelfstandig de zorg voor hun cliënten kunnen voortzetten. (Zie de complete uitspraak.).

De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen de gezinshuizen en de Karmel niet direct hoeft te worden ontbonden. De rechter stelt daarmee de zakelijke overeenkomst tussen De Karmel en de gezinshuizen (het relatiebeding) boven de keuzevrijheid van ouders en cliënten. Dit recht is vastgelegd in de nieuwe Wet Langdurige Zorg (Wlz). De rechter gaat in mijn ogen hiermee voorbij aan het feit dat zorg niet alleen een economisch goed is, maar een persoonlijke relatie tussen cliënten en zorgverleners. Zowel cliënten als zorgverleners willen samen verder met de zorg, maar niet in een ‘dwangconstructie’ met de Karmel. De rechter is van oordeel dat de ouders en cliënten vrij zijn om ergens anders zorg te zoeken, maar dat mag niet buiten De Karmel om bij de huidige gezinshuizen. De gezinshuizen waar hun kinderen nu verblijven moeten nu noodgedwongen in het Karmel verband blijven totdat over een half jaar het relatiebeding afloopt en dan mogen deze gezinshuizen zich vanwege een concurrentiebeding zich niet opnieuw in dezelfde regio vestigen.

De rechter heeft het economisch belang van De Karmel gesteld boven het recht op keuzevrijheid van cliënten om zelf een relatie aan te gaan met zorgaanbieders van hun eigen keuze. Ik ben het met de rechter eens dat recht gedaan moet worden aan de economische belangen van de Karmel, echter alleen voor zo ver dat redelijk is. En dat is nog helemaal niet duidelijk: de rechtbank heeft in deze zaak helemaal geen onderzoek gedaan naar de vraag of de ouders, cliënten en gezinshuizen een terecht verwijt maken naar De Karmel dat ze te weinig geld krijgen voor de ‘echte’ zorg en dat er te veel geld naar ‘overhead’  gaat. Het kan dus zijn dat gezinshuizen, ouders en cliënten terecht uit de samenwerking met De Karmel willen stappen, omdat de Karmel zijn zorgplicht verwaarloost. Maar zeker is dat niet, want dat moet nog onderzocht worden.

De zaak is daarmee in mijn ogen dus nog niet klaar. Het zorgkantoor (dat de WLZ zorg voor de cliënten van de gezinshuizen financiert) moet nu onderzoeken of het verwijt van ouders, cliënten en gezinshuizen terecht is. In elk geval zal het zorgkantoor moeten zorgen dat de cliënten de zorg krijgen waar zij volgens de WLZ recht op hebben. Zij ervaren nu dat ze die juiste zorg niet krijgen en denken dat dit ligt aan de financiering van de gezinshuizen door De Karmel. Het zorgkantoor is de financier van De Karmel en moet nagaan of de Karmel zijn afspraken nakomt. Als dit onderzoek uitwijst dat dit niet het geval is (de ouders en cliënten en gezinshuizen hebben gelijk) dan dienen de overeenkomsten met De Karmel ontbonden te worden. In dat geval kan De Karmel zich niet meer beroepen op het relatiebeding met de gezinshuizen omdat zij zelf hun verplichtingen naar de gezinshuizen niet meer na kunnen komen.

Ook als dit onderzoek niet duidelijk kan maken dat De Karmel zijn verplichtingen naar de gezinshuizen toe niet war maakt, dan is nog de vraag of cliënten toch niet voor hun ‘eigen’ gezinsouders zouden moeten kunnen kiezen. In dat geval is het in mijn ogen wel redelijk dat De Karmel een schadevergoeding zou krijgen (als het verwijt niet terecht is), maar dan nog zouden ouders, cliënten en gezinshuizen niet aan een ‘wurgcontract’ gebonden moeten zijn. Iedereen moet vrij zijn de zorg te kiezen die hij wil, mits deze zorg van goede kwaliteit is. Keuzevrijheid van cliënten moet boven economische bedingen gaan!

Ik pleit er dus voor dat het zorgkantoor samen met de betreffende gemeenten er voor zorgen dat de ouders en cliënten hun recht op keuzevrijheid krijgen en zij goede zorg krijgen bij zorgaanbieders van hun eigen keuze. Deze zaak is wat mij betreft dan ook een test voor de nieuwe WLZ: wordt het recht op keuzevrijheid ook echt waargemaakt in de praktijk? Het is dus kiezen of delen. Ik plei uitdrukkelijk voor kiezen voor keuzevrijheid van cliënten!

Zorgbelang Gelderland heeft als onafhankelijke cliëntondersteuner / vertrouwenspersoon de ouders en cliënten ondersteund bij het verwoorden van hun vragen en klachten richting De Karmel.

Cliënten betrekken bij beleid, hoe doe je dat eigenlijk?

Door Antoinette Meys en Stef Harweg

Als we kijken naar de grote transformaties in de zorg kunnen we zeggen dat de betrokkenheid van de cliënt daarbij steeds meer aandacht krijgt. Als we hierbij inzoomen op de Langdurige zorg blijkt uit een BMC rapport (Rapport dialoogmodel zorginkoop Wlz )dat er grote bereidheid bij zorgkantoren en zorgaanbieders is om cliënten een duidelijkere rol te geven in de dialoog over de zorginkoop. Doel hierbij is te komen tot een betere prijs kwaliteit verhouding en meer eigenaarschap onder cliënten bij inkoop van zorg.

Dat klinkt goed, maar wat heeft de cliënt zelf nodig om op een gelijkwaardige wijze gesprekspartner te kunnen zijn in deze dialoog tussen zorgkantoren, zorgaanbieders en cliënten?

De inzet van de methodiek ‘Denken, Delen, Doen!’ met diverse betrokkenen uit de Langdurige zorg tijdens een Zorgbelang symposium op 11 maart 2016, leidde tot enkele duidelijke antwoorden op deze vraag. Dit is wat cliënten nodig hebben:

  • Inzicht in inkoopproces en kwaliteitscyclus.
  • Input van de achterban.
  • Zicht op financiële stromen.

‘Denken, Delen , Doen’ is één van de 23 participatiemethodieken die Zorgbelang Gelderland/Utrecht inzet. Alle participatiemethodieken kenmerken zich door de inzet en participatie van cliënten.

Met ‘Denken, Delen, Doen!’ kun je een diverse groep op een gelijkwaardige manier, gestructureerd laten brainstormen. Er is sprake van een actieve deelname. Het levert in korte tijd bruikbare input én draagvlak op. Aan de hand van een gezamenlijk geformuleerde focusvraag (kernvraag) wordt op een interactieve manier naar gezamenlijke antwoorden gezocht. Die antwoorden zijn vervolgens de leidraad om te komen tot concrete afspraken.

Naast zorginkoop zijn er nog vele thema’s te bedenken waarbij de mening en ervaring van de cliënt gebruikt kan worden bij ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid op deze thema’s.

Zo voert Zorgbelang een tweejarig programma uit bij St. De Lichtenvoorde waarbij zeven beleidsthema’s belicht worden via de inzet van evenzovele participatiemethodieken.

  • Via de Zorgplantoetsing is bekeken of de cliënt eigenaar is van zijn eigen zorgplan. Middels inzien van zorgplannen en het interviewen van cliënten en verwanten is een eindrapport met aanbevelingen opgemaakt.
  • Via ’Hoor mij nou’ zijn individuele interviews gehouden met cliënten over hun woonwensen in de toekomst. Deze zijn gebundeld in een boekje en de uitkomsten zijn met verwanten en medewerkers van De Lichtenvoorde in een grotere bijeenkomst besproken.
  • Het spel ’Doe je mee’ is gespeeld om het beleid van De Lichtenvoorde betreffende seksualiteit bespreekbaar te maken. Onderdeel hiervan is dat vanuit de cliënt ervaringen en suggesties gedaan worden ter verbetering van de uitvoering van dit beleid.

Zie ook: http://www.zorgbelanggelderland.nl/ons-werk/clientenparticipatie-methodieken/

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Stef Harweg (026-384 28 21 / stefharweg@zorgbelanggelderland.nl) of Antoinette Meys (026- 384 28 52 antoinettemeys@zorgbelanggelderland.nl).

 

Moeilijk toegang tot nieuwe wet langdurige zorg ?

Voor onafhankelijke cliëntondersteuning ook in de langdurige zorg, zie www.adviespuntzorgbelang.nl logo_Zorgbelang_adviespunt

Voor de uitzending van kassa zie: www.kassa.vara.nl

Vanaf 1 januari 2015 is er een nieuwe wet voor langdurige zorg: de Wlz. Deze vervangt de oude Awbz en het is de bedoeling van de Tweede Kamer en de Minister geweest om de langdurige zorg alleen toegankelijk te maken voor mensen die dat echt nodig hebben.

Op dit moment is er tot 1 januari 2017 sprake van een overgangssituatie: ongeveer 14.000 mensen die nog (‘oude’) AWBZ zorg hebben, worden opnieuw beoordeeld: krijgen ze ‘nieuwe’ Wlz zorg of krijgen ze zorg via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?

Een ‘gewoon’ leven leiden met zware beperkingen….

In de uitzending van Kassa van vanavond 5 maart 2016, is te zien dat Sander Hilberink, met een zware beperking, een leven leidt als onderzoeker en docent. Om dat leven te kunnen leiden heeft Sander nu nog een PGB waarmee hij zelf flexibel zijn zorg regelt. Dat is zowel hulp bij het huishouden en dagelijkse activiteiten, als lichamelijke verzorging. De hulp is (als het nodig is) snel bij hem, ook ‘s nachts. Omdat Sander niet altijd acuut zorg nodig heeft en omdat hij zelf goed de regie over zijn leven kan voeren, krijgt hij – zoals het er nu uit ziet – geen langdurige zorg meer. Hij verliest zijn recht op langdurige zorg en moet met de gemeente (Wmo) en de zorgverzekeraar (voor de wijkverpleging) periodiek in overleg of hij nog wel hulp nodig heeft om maatschappelijk te kunnen ‘meedoen’. Dit terwijl zijn handicap er echt nooit minder op zal worden. Hoe dat uitvalt, is afhankelijk van de gemeente en van de jaarlijkse budgetten en zorginkoop afspraken.

De ‘letter’ en de ‘geest’ van de wet

In mijn ogen doet deze herindicatie geen recht aan de ‘geest’ van de nieuwe wet langdurige zorg. Sander zou volgens mij gewoon levenslang recht op intensieve zorg moeten krijgen. Daarvoor is zijn situatie gewoon te onveranderlijk,  te zwaar en niet goed planbaar. Ik adviseer hem dan ook bezwaar aan te tekenen samen met de hulp van een goede onafhankelijke cliëntondersteuner (die Zorgbelang hem kan leveren) Ik acht de kans wel aanwezig dat zijn besluit herzien wordt. Het huidige besluit vind ik niet erg redelijk gezien zijn situatie. Ik denk dat Sander ook een beetje het slachtoffer van zijn eigen succes is geworden: doordat hij maatschappelijk zo succesvol is, is het moeilijk voor te stellen dat hij ook op (acute) momenten erg afhankelijk van zorg door anderen is. Bijvoorbeeld om hem te verschonen bij een ‘ongelukje’. Stelt u zich eens voor dat Sander tijdens een lezing een uurtje moet wachten totdat iemand hem helpt in dat geval? Om Sander op een waardige manier zijn leven te kunnen laten leiden, denk ik dat hij echt levenslang recht op langdurige zorg zou moeten krijgen. Zorg die flexibel is en dicht bij hem in de buurt.

Is Sander in de WLZ beter af dan in de Wmo ?

Sander is zeker beter af met langdurige zorg, als het gaat om levenslange zorggarantie. Hij heeft meer zekerheid en de zorg is overal in Nederland hetzelfde, waar hij ook gaat wonen. Hij is niet afhankelijk van de periodiek veranderende opvattingen van gemeenten en de budgetten die daar meer onder druk staan dan het landelijke Wlz budget.

Daarnaast heeft Sander in de WLZ maar met één loket te maken. In de Wmo (gemeente) en met lichamelijke verzorging (zorgverzekeraar) heeft hij met twee loketten te maken. En wat als die niet goed afstemmen? Daar hebben we als Zorgbelang genoeg voorbeelden van

In de WLZ kan de zorg echter ook minder zijn dan in de Wmo. Dat hangt erg van de gemeente af. Bij Zorgbelang zijn een aantal voorbeelden bekend waarin mensen in de Wlz minder zorg kregen, dan dat ze voorheen in de Wmo hadden.

Ook heeft Sander in de WLZ wel een hogere eigen bijdrage, dan als hij Wmo zorg en verzekerde zorg zou ontvangen. Dat zou redelijk zijn als Sander 90 was en zijn hele leven goed had verdiend. Maar Sander is begin 40 en hij heeft een goed salaris. Maar daarvan zal hij in de WLZ een flinke eigen bijdrage moeten betalen. Daardoor houdt hij voor zijn leven veel minder geld over dan zijn ‘gezonde’ collega’s. Ik denk niet dat hij op die manier – ondanks zijn inkomen – ooit een eigen huis kan kopen. Ik vraag mij af, of dat redelijk is en maatschappelijk wenselijk. Ik denk dan ook dat in de WLZ ten aanzien van eigen bijdragen, gekeken moet worden naar individuele omstandigheden.

PGB of Zorg in natura?

Krijgt Sander in de nieuwe Wlz dan weer een PGB, zoals hij nu ook heeft? Dat zal nog niet eenvoudig worden: je krijgt in de nieuwe Wlz in principe zorg in natura. Dat heeft de Tweede Kamer zo gewild, uit angst voor fraude. Als Sander kan aantonen dat Zorg in natura niet goed te regelen valt, bijvoorbeeld omdat hij het hele land door reist voor zijn werk, dan pas kan hij een PGB krijgen. Ik vindt overigens dat dit gewoon (net als vroeger) een basisrecht zou moeten zijn. Maar gezien de grote mate van flexibiliteit die Sander aan zorg nodig heeft, acht ik de kans wel redelijk aanwezig dat hij weer een PGB kan krijgen. Overigens is hij dan nog duurder uit, want een PGB levert minder (geld voor) zorg op, dan zorg in natura.

Verzoek aan de Tweede Kamer

Mijn verzoek aan de Tweede Kamer is om nog eens goed te kijken naar de regels voor deze groep mensen (zoals Sander) die met een ernstige beperking toch een zo normaal mogelijk leven willen leiden:

  • De toegang tot de Wlz moet beter voor hen;
  • Eigen bijdragen moeten zodanig zijn dat zij eenzelfde leven kunnen leiden als hun ‘gezonde’ collega’s;
  • En een PGB moet gewoon een basisrecht zijn, zodat mensen zoals Sander gemakkelijk hun hulp flexibel kunnen regelen.

Ontwikkelagenda Onafhankelijke Cliëntondersteuning Langdurige Zorg

Afgelopen maandag (15 februari 2016) vond er overleg plaats tussen het Ministerie van VWS, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Zorgbelang en MEE over de verdere ontwikkeling van de onafhankelijke cliëntondersteuning in de langdurige zorg (WLZ). Afgesproken is dat Zorgbelang, MEE en ZN een gezamenlijke agenda voor de doorontwikkeling gaan maken. Ik geef hier de punten weer, die ik vanuit het perspectief van WLZ cliënten van belang vind.

Beter bekend!?

Hoewel het aantal WLZ cliënten dat de weg vindt naar een onafhankelijke cliëntondersteuner van Zorgbelang of MEE toeneemt, zijn er nog veel cliënten of zorgverleners die er nog nooit van gehoord hebben. De inspanningen die iedere partij voor zich doet om de eigen dienstverlening bekend te maken, zijn tot op dit moment echt onvoldoende geweest. Daar zijn ook nauwelijks middelen voor vrijgemaakt door VWS en de zorgkantoren. Als eerste punt op onze gezamenlijke ontwikkelagenda staat wat mij betreft dan ook een onderzoek naar de bekendheid van de onafhankelijke cliëntondersteuning, bij WLZ cliënten en hun relaties. Gekoppeld aan een campagne om deze dienstverlening beter bij de verschillende doelgroepen bekend te maken. In mijn ogen dient het Ministerie van VWS hier ook een eigen verantwoordelijkheid in te nemen: volgens de wet hebben WLZ cliënten recht op deze dienstverlening die er op gericht is hun eigen regie en kkeuzevrijheid te vergroten en de kwaliteit van zorg te verbeteren.

Eerder bekend?

Het is ook noodzakelijk om de onafhankelijke cliëntondersteuning eerder bekend te maken. Nu is het vaak zo dat cliënten pas de weg vinden op het moment dat ze al in zorg zijn en daar niet volledig tevreden zijn. De nieuwe WLZ legt veel nadruk op ondersteuning bij het maken van de zorgkeuze en ondersteuning bij het maken van een zorgplan. Dus voordat er al door een cliënt voor een instelling is gekozen en voordat een instelling een (eenzijdig?) voorstel doet voor de zorgvorm en een zorgplan.

Onbemind bij zorgverleners?

Gelukkig verwijzen steeds meer zorgverleners al vroeg in het zorgproces naar de onafhankelijke cliëntondersteuning. Maar dat is lang nog niet altijd het geval. Sommige instellingen en zorgverleners vinden het best lastig als een cliënt zich laat ondersteunen: dat kan wel eens tegen het belang van de instelling zijn. Dat klopt: niet het belang van de instelling, maar van de cliënt en zijn familie staat centraal. Onderdeel van de bekendheidscampagne moet dus ook het omgaan van onbekendheid en weerstanden bij zorgverleners zijn. In mijn ogen betekent dat, dat onafhankelijke cliëntondersteuners vaker naar instellingen toe moeten gaan. Om in gesprek te kunnen gaan met zowel cliënten als zorgverleners over hoe deze vorm van ondersteuning er uit ziet, en wat dat voor de kwaliteit van leven van cliënten kan betekenen.

Effectiviteit van- en tevredenheid over de dienstverlening?

Zorgbelang en MEE voeren eigen tevredenheidsonderzoeken uit. Dat is conform de aanbestedingsvoorwaarden. Ik pleit echter voor een groter onafhankelijke extern onderzoek dat voor alle uitvoerders (Zorgbelang, MEE en een aantal regionale partijen) de tevredenheid op een uniforme manier onderzoekt. Dat onderzoek zou ook niet alleen over tevredenheid over onze dienstverlening moeten gaan, maar ook over de effectiviteit er van: wat levert deze dienstverlening cliënten (en hun familie) op? Het gaat niet alleen over de vraag of we ons werk goed doen, maar ook over de vragen of we de goede dingen doen en of we geen taken vergeten waar cliënten behoefte aan hebben?

Nog meer punten….

Tot slot komen wat mij betreft op onze gezamenlijke ontwikkelagenda ook nog punten te staan als gezamenlijke opleiding van cliëntondersteuners; uniformiteit in informatievoorziening en dienstverlening; gezamenlijke registratie en signalering van knelpunten in de zorg. In mijn ogen zullen we als partijen die concurreren om de gunst van WLZ cliënten, meer ook op deze punten moeten samenwerken. Dat is in het belang van de cliënten. Met VWS en ZN zullen we moeten overleggen of het ‘aanbestedingsregime’ deze verdere samenwerking toestaat. Ik ga er van uit dat dit in het belang van de cliënt moet lukken. Een afspraak met MEE en ZN over deze ‘Ontwikkelagenda Onafhankelijke Cliëntondersteuning Langdurige Zorg’, is in de maak.